Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • od hfst. 14 blz. 141-156
  • Bewaar de vrede en de reinheid van de gemeente

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Bewaar de vrede en de reinheid van de gemeente
  • Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • KLEINE MENINGSVERSCHILLEN OPLOSSEN
  • BIJBELSE RAAD GEVEN
  • WANORDELIJKE PERSONEN TEKENEN
  • ERNSTIGE OVERTREDINGEN AANPAKKEN
  • GEVALLEN VAN ERNSTIG KWAADDOEN BEHANDELEN
  • BEKENDMAKING VAN EEN TERECHTWIJZING
  • ALS TOT UITSLUITING BESLOTEN WORDT
  • BEKENDMAKING VAN EEN UITSLUITING
  • ALS IEMAND ZICH UIT DE GEMEENTE TERUGTREKT
  • HERSTEL IN DE GEMEENTE
  • BEKENDMAKING VAN HERSTEL
  • MINDERJARIGE GEDOOPTE KINDEREN
  • KWAADDOEN DOOR ONGEDOOPTE VERKONDIGERS
  • JEHOVAH ZEGENT VREEDZAME EN REINE AANBIDDING
  • Berouw waardoor men tot God wordt teruggeleid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Aanvaard altijd het strenge onderricht van Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2006
  • Rechtvaardige hoedanigheden vereist om te oordelen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Liefde en barmhartigheid als reactie op zonde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2024
Meer weergeven
Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
od hfst. 14 blz. 141-156

HOOFDSTUK 14

Bewaar de vrede en de reinheid van de gemeente

ALS vervulling van Bijbelprofetieën stromen er elk jaar duizenden mensen naar Jehovah’s huis van zuivere aanbidding (Micha 4:1, 2). We vinden het heel fijn hen in ‘de gemeente van God’ te ontvangen (Hand. 20:28). Ze waarderen de mogelijkheid om samen met ons Jehovah te dienen en te genieten van de geestelijk reine en vredige omgeving van ons geestelijke paradijs. Jehovah’s heilige geest en de wijze raad uit zijn Woord helpen ons om de vrede te bewaren en de gemeente rein te houden (Ps. 119:105; Zach. 4:6).

2 Door Bijbelse principes toe te passen, doen we de ‘nieuwe persoonlijkheid’ aan (Kol. 3:10). We zetten ons over onbelangrijke of persoonlijke geschillen heen. Door Jehovah’s kijk over te nemen, overwinnen we wereldse invloeden die tot verdeeldheid leiden en werken we in eenheid samen als een internationale broederschap (Hand. 10:34, 35).

3 Toch ontstaan er af en toe problemen die van invloed zijn op de vrede en eenheid van de gemeente. Hoe komt dat? In de meeste gevallen omdat Bijbelse raad niet wordt toegepast. We zitten nog steeds met onze onvolmaakte menselijke neigingen. Niemand van ons is zonder zonde (1 Joh. 1:10). Iemand kan een misstap doen en zo morele of geestelijke onreinheid binnen de gemeente brengen. Door onze onbezonnen woorden of daden kunnen we iemand kwetsen, of misschien struikelen we vanwege iets wat een ander gezegd of gedaan heeft (Rom. 3:23). Wat kunnen we dan doen om de kwestie recht te zetten?

4 Jehovah heeft hier liefdevol rekening mee gehouden. De raad in zijn Woord laat zien wat we moeten doen als er problemen ontstaan. Er is hulp beschikbaar van liefdevolle geestelijke herders, de ouderlingen. Door hun Bijbelse raad toe te passen, kunnen we weer een goede relatie met anderen krijgen en Jehovah’s goedkeuring houden. Als we vanwege een overtreding worden gecorrigeerd of terechtgewezen, kunnen we er zeker van zijn dat die correctie een uiting is van de liefde van onze hemelse Vader voor ons (Spr. 3:11, 12; Hebr. 12:6).

KLEINE MENINGSVERSCHILLEN OPLOSSEN

5 Af en toe kunnen er tussen broeders en zusters meningsverschillen of problemen ontstaan die niet van ernstige aard zijn. Die moeten in een geest van broederlijke liefde snel worden bijgelegd (Ef. 4:26; Fil. 2:2-4; Kol. 3:12-14). Waarschijnlijk zul je merken dat persoonlijke problemen die te maken hebben met je verhouding tot een broeder of zuster, kunnen worden opgelost door Petrus’ raad op te volgen: ‘Heb intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een groot aantal zonden’ (1 Petr. 4:8). De Bijbel zegt: ‘We struikelen allemaal heel vaak’ (Jak. 3:2). Door de Gulden Regel toe te passen, namelijk anderen precies zo te behandelen als we graag door hen behandeld willen worden, kunnen we kleinere overtredingen meestal vergeven en vergeten (Matth. 6:14, 15; 7:12).

6 Als je merkt dat iemand gekwetst is door iets wat je gezegd of gedaan hebt, moet je meteen het initiatief nemen om vrede te sluiten. Bedenk dat je band met Jehovah erbij betrokken is. Jezus gaf zijn discipelen de raad: ‘Als je met een offergave naar het altaar gaat en je je daar herinnert dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan je offergave daar vóór het altaar achter. Ga eerst naar je broeder en sluit vrede met hem, en kom dan terug om het offer te brengen’ (Matth. 5:23, 24). Misschien was er een misverstand. Als dat zo is, neem dan het initiatief om te communiceren. Een goede communicatie met iedereen in de gemeente helpt om misverstanden te vermijden en problemen op te lossen die door menselijke onvolmaaktheid ontstaan.

BIJBELSE RAAD GEVEN

7 Af en toe kunnen opzieners het nodig vinden raad te geven om iemands denkwijze recht te zetten. Dat is niet altijd makkelijk. Paulus schreef aan de christenen in Galatië: ‘Broeders, als iemand een misstap doet, ook al is dat onbewust, dan moeten jullie die geestelijk goed toegerust zijn hem zachtaardig weer op het rechte pad brengen’ (Gal. 6:1).

8 Door herders voor de kudde te zijn, kunnen opzieners de gemeente tegen veel geestelijke gevaren beschermen en kunnen ze voorkomen dat er ernstige problemen ontstaan. Ouderlingen doen moeite om hun dienst voor de gemeente te laten beantwoorden aan de belofte die Jehovah via Jesaja deed: ‘Elk van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind, een schuilplaats tegen slagregens, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een grote rots in een uitgedroogd land’ (Jes. 32:2).

WANORDELIJKE PERSONEN TEKENEN

9 Paulus waarschuwde voor bepaalde personen die een ongezonde invloed op de gemeente konden hebben. Hij zei: ‘We geven jullie instructies om je terug te trekken van iedere broeder die zich wanordelijk gedraagt en die niet de traditie volgt die jullie van ons hebben ontvangen.’ Hij verduidelijkte die uitspraak door te schrijven: ‘Als iemand niet gehoorzaam is aan ons woord via deze brief, houd hem dan getekend en ga niet meer met hem om, zodat hij zich gaat schamen. Bezie hem echter niet als een vijand maar blijf hem raad geven als een broeder’ (2 Thess. 3:6, 14, 15).

10 Het kan voorkomen dat iemand die geen ernstige zonde beoefent waarvoor hij uitgesloten kan worden, toch van grove minachting blijk geeft voor Gods normen waaraan christenen zich moeten houden. Iemand zou bijvoorbeeld uitgesproken lui, kritisch of vies kunnen zijn. Misschien bemoeit hij zich met dingen die hem niet aangaan (2 Thess. 3:11). Het zou ook iemand kunnen zijn die anderen bewust uitbuit of zich bezighoudt met entertainment dat duidelijk ongepast is. Het wanordelijke gedrag is ernstig genoeg om een slechte invloed op de gemeente te hebben, waardoor andere christenen besmet zouden kunnen worden.

11 De ouderlingen zullen zo iemand eerst proberen te helpen door hem Bijbelse raad te geven. Maar als hij er ondanks herhaalde waarschuwingen hardnekkig mee doorgaat Bijbelse principes te negeren, kunnen de ouderlingen besluiten in de gemeente een waarschuwende lezing te houden. Ouderlingen moeten onderscheidingsvermogen gebruiken om te bepalen of een situatie ernstig en verontrustend genoeg is om een waarschuwende lezing te houden. De spreker zal toepasselijke raad over wanordelijk gedrag geven, maar hij zal de naam van de wanordelijke persoon niet noemen. Vervolgens zullen degenen die bekend zijn met de situatie die in de lezing genoemd wordt, hun sociale contacten met zo’n persoon beperken, hoewel ze wel geestelijke omgang met hem blijven hebben en ‘hem raad geven als een broeder’.

12 Hopelijk zal het krachtige standpunt van trouwe christenen de wanordelijke persoon tot schaamte bewegen en hem motiveren te veranderen. Wanneer duidelijk blijkt dat de persoon zich niet meer wanordelijk gedraagt, is het niet langer nodig hem te tekenen.

ERNSTIGE OVERTREDINGEN AANPAKKEN

13 De bereidheid overtredingen door de vingers te zien en te vergeven, betekent niet dat we ons geen zorgen maken over kwaaddoen of dat we het goedkeuren. Niet alle overtredingen kunnen aan overgeërfde onvolmaaktheid worden toegeschreven, en het is niet juist om ernstig kwaaddoen door de vingers te zien (Lev. 19:17; Ps. 141:5). Onder het wetsverbond werd erkend dat sommige zonden ernstiger waren dan andere. Onder de christelijke regeling geldt dat nog steeds (1 Joh. 5:16, 17).

14 Jezus vermeldde een specifieke procedure voor het oplossen van ernstige problemen die tussen christenen zouden kunnen ontstaan. Let op de stappen die hij uiteenzette: ‘Als je broeder een zonde begaat, [1] spreek hem dan onder vier ogen op zijn fout aan. Als hij naar je luistert, heb je hem gewonnen. Als hij niet luistert, [2] neem dan één of twee anderen mee, zodat elke kwestie wordt bevestigd door de verklaringen van twee of drie getuigen. Als hij niet naar hen luistert, [3] leg het dan voor aan de gemeente. Als hij zelfs naar de gemeente niet luistert, dan moeten jullie hem net zo bezien als een heiden en een belastinginner’ (Matth. 18:15-17).

15 Gezien de illustratie die Jezus vervolgens gaf, in Mattheüs 18:23-35, gaat het bij een van de zonden die in Mattheüs 18:15-17 genoemd worden blijkbaar om financiële kwesties of eigendommen, zoals het niet terugbetalen van een lening of het plegen van fraude. Het kan ook gaan om laster, waardoor iemands reputatie ernstig beschadigd wordt.

16 Als je bewijzen hebt dat iemand in de gemeente zo’n zonde tegen jou heeft begaan, ga dan niet snel naar de ouderlingen om hun te vragen tussenbeide te komen. Volgens Jezus’ raad moet je eerst praten met degene tegen wie je een klacht hebt. Probeer de kwestie samen op te lossen zonder er iemand anders bij te betrekken. Houd in gedachte dat Jezus niet zei: ‘Spreek hem maar één keer op zijn fout aan.’ Als de persoon zijn fout niet toegeeft en niet om vergeving vraagt, kan het dus goed zijn te overwegen hem later nog eens te benaderen. Als de kwestie op die manier kan worden opgelost, zal degene die heeft gezondigd het zeker op prijs stellen dat je anderen niet over zijn zonde hebt verteld en zijn goede reputatie in de gemeente niet hebt beschadigd. Je hebt hem dan ‘gewonnen’.

17 Als de overtreder de schuld op zich neemt, om vergeving vraagt en stappen neemt om het probleem recht te zetten, is het niet nodig verdere stappen te ondernemen. Hoewel het om een ernstige zonde ging, kan een overtreding zoals deze door de betrokken personen onderling worden bijgelegd.

18 Als je je broeder niet kunt winnen door onder vier ogen over zijn fout te praten, kun je doen wat Jezus vervolgens zei: één of twee anderen meenemen en opnieuw met je broeder praten. Ook degenen die je meeneemt moeten het doel hebben je broeder te winnen. Bij voorkeur zijn het getuigen van het veronderstelde kwaaddoen, maar als er geen ooggetuigen zijn, kun je ervoor kiezen een of twee anderen te vragen om getuige te zijn van het gesprek. Misschien hebben ze ervaring met de betreffende kwestie en kunnen ze beoordelen of wat er gebeurd is, ook echt een overtreding is. Als je ouderlingen uitkiest om als getuige te dienen, vertegenwoordigen ze niet de gemeente, aangezien dit hun niet specifiek door het lichaam van ouderlingen is opgedragen.

19 Als de kwestie na herhaalde pogingen niet is opgelost — niet toen je onder vier ogen met de persoon praatte en ook niet toen je met één of twee anderen naar hem toe ging — en je vindt dat je het niet door de vingers kunt zien, hoor je de kwestie aan de opzieners van de gemeente te melden. Houd in gedachte dat ze het doel hebben de vrede en reinheid van de gemeente te bewaren. Als je de ouderlingen erover hebt benaderd, is het goed het probleem aan hen over te laten en op Jehovah te vertrouwen. Je mag nooit toelaten dat het gedrag van een ander je tot struikelen brengt of je je vreugde in Jehovah’s dienst ontneemt (Ps. 119:165).

20 De herders van de kudde zullen een onderzoek instellen. Als duidelijk wordt dat de persoon inderdaad een ernstige zonde tegen je heeft begaan en dat hij geen berouw heeft en niet bereid is de zaak op een juiste en redelijke manier recht te zetten, kan het nodig zijn dat een comité van opzieners de kwaaddoener uit de gemeente verwijdert. Op die manier beschermen ze de kudde en bewaren ze de reinheid in de gemeente (Matth. 18:17).

GEVALLEN VAN ERNSTIG KWAADDOEN BEHANDELEN

21 Bij sommige ernstige overtredingen, zoals seksuele immoraliteit, overspel, homoseksualiteit, godslastering, afval, afgoderij en vergelijkbare grove zonden is het niet genoeg als de persoon tegen wie de overtreding begaan is, de overtreder vergeeft (1 Kor. 6:9, 10; Gal. 5:19-21). Omdat de geestelijke en morele reinheid van de gemeente bedreigd wordt, moeten zulke ernstige zonden aan de ouderlingen gemeld worden en door hen behandeld worden (1 Kor. 5:6; Jak. 5:14, 15). Soms benaderen personen de ouderlingen om hun eigen zonde te bekennen of iets te melden wat ze over het kwaaddoen van anderen weten (Lev. 5:1; Jak. 5:16). Vervolgens wordt er eerst door twee ouderlingen een onderzoek ingesteld, ongeacht de manier waarop de ouderlingen op de hoogte zijn geraakt van ernstig kwaaddoen van een gedoopte Getuige. Als wordt vastgesteld dat er een basis voor de melding bestaat en er bewijzen zijn waaruit blijkt dat er een ernstige zonde begaan is, zal het lichaam van ouderlingen een rechterlijk comité van minimaal drie ouderlingen aanwijzen om de kwestie te behandelen.

22 De ouderlingen waken oplettend over de kudde en proberen die te beschermen tegen alles waardoor die geestelijke schade zou kunnen oplopen. Als iemand een overtreding begaan heeft, doen ze dan ook moeite om hem door een bekwaam gebruik van Gods Woord terecht te wijzen en hem te helpen geestelijk gezond te worden (Jud. 21-23). Dat is in overeenstemming met de instructies die Paulus aan Timotheüs gaf. Hij schreef: ‘Ten overstaan van God en Christus Jezus, die de levenden en de doden zal oordelen, (...) beveel ik je plechtig: (...) Wijs terecht, berisp en spoor aan, met veel geduld en onderwijskunst’ (2 Tim. 4:1, 2). Dat kan veel tijd kosten, maar het is een onderdeel van het harde werk van de ouderlingen, waar de gemeente waardering voor heeft en waarvoor ze de ouderlingen dubbele eer geven (1 Tim. 5:17).

23 In elke situatie waarin schuld is vastgesteld, zullen de opzieners eerst proberen de kwaaddoener te helpen geestelijk gezond te worden. Als hij echt berouw heeft en ze hem kunnen helpen, geven ze hem een terechtwijzing — zonder anderen erbij of in aanwezigheid van personen die van de kwestie op de hoogte zijn. Dat heeft als doel dat hij wordt gecorrigeerd en vormt een waarschuwing voor eventuele getuigen die tijdens de rechtszitting een verklaring hebben afgelegd (2 Sam. 12:13; 1 Tim. 5:20). In alle gevallen van rechterlijke terechtwijzing worden restricties opgelegd. Op die manier kan de kwaaddoener geholpen worden vervolgens ‘de paden voor zijn voeten recht te maken’ (Hebr. 12:13). De restricties worden opgeheven naarmate duidelijk wordt dat de persoon geestelijk herstelt.

BEKENDMAKING VAN EEN TERECHTWIJZING

24 Als een rechterlijk comité tot de conclusie komt dat een persoon berouw heeft, maar dat de kwestie waarschijnlijk in de gemeente of de omgeving bekend zal worden of de gemeente gewaarschuwd moet worden om op te passen voor de berouwvolle kwaaddoener, moet er op de leven-en-dienenvergadering een korte mededeling gedaan worden. Die mededeling luidt: ‘[Naam van persoon] is terechtgewezen.’

ALS TOT UITSLUITING BESLOTEN WORDT

25 In sommige gevallen zal de kwaaddoener zo verhard zijn geraakt in zijn zondige gedrag dat hij niet reageert op de pogingen om hem te helpen. Tijdens de rechtszitting zijn misschien geen bewijzen te vinden van ‘werken die bij berouw passen’ (Hand. 26:20). In zulke gevallen moet de kwaaddoener uit de gemeente verwijderd worden, waardoor hij geen omgang met Jehovah’s reine volk meer kan hebben. De slechte invloed van de kwaaddoener wordt uit de gemeente verwijderd, zodat de morele en geestelijke reinheid en de goede naam van de gemeente worden beschermd (Deut. 21:20, 21; 22:23, 24). Toen Paulus hoorde over het schandelijke gedrag van iemand in de gemeente in Korinthe, zei hij tegen de ouderlingen dat ze ‘zo iemand aan Satan moesten overgeven (...), zodat de geest [van de gemeente] gered werd’ (1 Kor. 5:5, 11-13). Paulus vermeldde ook dat anderen die in de eerste eeuw tegen de waarheid in opstand waren gekomen, uit de gemeente waren gesloten (1 Tim. 1:20).

26 Als een rechterlijk comité heeft vastgesteld dat een kwaaddoener geen berouw heeft en uitgesloten moet worden, moeten ze de persoon over hun beslissing inlichten en duidelijk de Bijbelse reden(en) voor de uitsluiting noemen. Wanneer ze de kwaaddoener van de beslissing op de hoogte brengen, moeten ze hem vertellen dat als hij van mening is dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt en hij tegen de beslissing in beroep wil gaan, hij dat met een brief kan doen. Hij moet dan duidelijk de redenen vermelden waarom hij in beroep gaat. Vanaf het moment dat het comité hem van de beslissing op de hoogte heeft gebracht, krijgt hij hiervoor zeven dagen de tijd. Als er beroep wordt aangetekend, zal het lichaam van ouderlingen contact opnemen met de kringopziener, die bekwame ouderlingen zal selecteren om in een beroepscomité te dienen dat de zaak opnieuw zal beschouwen. Ze zullen echt moeite doen om de beroepszitting te laten plaatsvinden binnen een week nadat de brief is ontvangen. Wanneer de overtreder in beroep gaat, zal de uitsluiting nog niet bekendgemaakt worden. In de tussentijd mag de beschuldigde persoon tijdens vergaderingen geen commentaar geven of voorgaan in gebed en ook geen dienstvoorrechten behartigen.

27 De mogelijkheid om in beroep te gaan is bedoeld om de beschuldigde persoon in staat te stellen zijn bezorgdheid te uiten. Als de kwaaddoener opzettelijk bij de beroepszitting wegblijft, zal zijn uitsluiting bekendgemaakt worden nadat er redelijke moeite is gedaan om contact met hem op te nemen.

28 Als de kwaaddoener niet in beroep wil gaan, zal het rechterlijk comité hem de noodzaak van berouw uitleggen en vertellen welke stappen hij kan doen om na verloop van tijd weer in de gemeente hersteld te worden. Dat is zowel nuttig als vriendelijk, en het wordt gedaan in de hoop dat hij zal veranderen en er na verloop van tijd voor in aanmerking zal komen bij Jehovah’s organisatie terug te komen (2 Kor. 2:6, 7).

BEKENDMAKING VAN EEN UITSLUITING

29 Wanneer het nodig is een kwaaddoener die geen berouw heeft uit de gemeente te sluiten, zal de volgende korte mededeling worden gedaan: ‘[Naam van persoon] is niet langer een van Jehovah’s Getuigen.’ Hierdoor zullen trouwe broeders en zusters begrijpen dat ze niet langer met die persoon kunnen omgaan (1 Kor. 5:11).

ALS IEMAND ZICH UIT DE GEMEENTE TERUGTREKT

30 De uitdrukking ‘zich uit de gemeente terugtrekken’ duidt erop dat een gedoopte Getuige zijn positie als christen bewust verloochent door te verklaren dat hij niet langer bekend wil staan als een van Jehovah’s Getuigen. Het kan ook zijn dat iemand afstand doet van zijn plaats in de christelijke gemeente door zijn daden, bijvoorbeeld doordat hij zich aansluit bij een wereldse organisatie waarvan de doelstellingen in strijd zijn met de Bijbel en die daarom door Jehovah wordt veroordeeld (Jes. 2:4; Openb. 19:17-21).

31 Johannes schreef over degenen die in zijn tijd het christelijke geloof hadden verworpen: ‘Ze zijn uit ons midden weggegaan, maar ze waren niet zoals wij. Want als ze net als wij waren geweest, zouden ze bij ons zijn gebleven’ (1 Joh. 2:19).

32 Als iemand zich terugtrekt, is zijn situatie tegenover Jehovah heel anders dan die van een inactieve christen die niet meer in de velddienst gaat. Iemand kan inactief zijn geworden doordat hij Gods Woord niet geregeld bestudeerd heeft. Of misschien is zijn ijver voor het dienen van Jehovah bekoeld door persoonlijke problemen of vervolging. De ouderlingen en ook anderen in de gemeente zullen de inactieve christen passende geestelijke hulp blijven geven (Rom. 15:1; 1 Thess. 5:14; Hebr. 12:12).

33 Maar als een christen ervoor kiest zich terug te trekken, wordt de gemeente hier met de volgende korte mededeling over ingelicht: ‘[Naam van persoon] is niet langer een van Jehovah’s Getuigen.’ Zo’n persoon wordt net zo bezien als een uitgeslotene.

HERSTEL IN DE GEMEENTE

34 Een uitgeslotene of iemand die zich uit de gemeente heeft teruggetrokken kan weer in de gemeente worden hersteld wanneer hij er duidelijk blijk van geeft berouw te hebben en tijdens een redelijke periode heeft laten zien dat hij zijn zondige gedrag heeft opgegeven. Hij laat zien dat hij graag weer in een goede verhouding tot Jehovah wil komen. De ouderlingen zien er zorgvuldig op toe dat er voldoende tijd overheen gaat — vele maanden, een jaar of zelfs langer, afhankelijk van de omstandigheden — zodat de persoon kan bewijzen dat hij echt berouw heeft. Als het lichaam van ouderlingen een brief met een verzoek tot herstel in de gemeente krijgt, zal een herstelcomité met hem praten. Het comité zal de bewijzen van ‘werken die bij berouw passen’ beoordelen en beslissen of hij op dat moment weer in de gemeente hersteld zal worden (Hand. 26:20).

35 Als de persoon die een verzoek tot herstel indient, in een andere gemeente is uitgesloten, zal een plaatselijk herstelcomité met de persoon samenkomen en zijn verzoek in behandeling nemen. Als de leden van het plaatselijke herstelcomité van mening zijn dat hij hersteld kan worden, zullen ze hun aanbeveling doorsturen naar het lichaam van ouderlingen van de gemeente dat de oorspronkelijke zaak heeft behandeld. De betreffende comités zullen met elkaar samenwerken om er zeker van te zijn dat alle feiten boven tafel komen en er een juiste beslissing genomen wordt. De beslissing om de persoon weer in de gemeente te herstellen, wordt genomen door een herstelcomité van de gemeente waar de zaak oorspronkelijk behandeld werd.

BEKENDMAKING VAN HERSTEL

36 Wanneer het herstelcomité ervan overtuigd is dat de persoon die uitgesloten is of zich teruggetrokken heeft echt berouw heeft en weer in de gemeente hersteld kan worden, wordt er in de gemeente waar de zaak oorspronkelijk werd behandeld, een mededeling gedaan dat hij hersteld is. Als hij nu onder een andere gemeente valt, moet de mededeling ook daar gedaan worden. De mededeling luidt eenvoudig: ‘[Naam van persoon] is hersteld als een van Jehovah’s Getuigen.’

MINDERJARIGE GEDOOPTE KINDEREN

37 Ernstig kwaaddoen van minderjarige gedoopte kinderen moet aan de ouderlingen gemeld worden. Wanneer de ouderlingen een kwestie behandelen van een minderjarige die een ernstige zonde begaan heeft, zou het goed zijn als de gedoopte ouders van de jongere daarbij aanwezig zijn. De ouders moeten met het rechterlijk comité samenwerken en niet proberen het kind te beschermen tegen de correctie die hij nodig heeft. Net als bij volwassen overtreders streeft het rechterlijk comité ernaar de kwaaddoener terecht te wijzen en weer op het rechte pad te brengen. Maar als een jongere geen berouw heeft, zal hij worden uitgesloten.

KWAADDOEN DOOR ONGEDOOPTE VERKONDIGERS

38 Wat moet er worden gedaan als ongedoopte verkondigers bij ernstig kwaaddoen betrokken zijn geraakt? Omdat ze geen gedoopte Getuigen zijn, kunnen ze niet worden uitgesloten. Maar het kan zijn dat ze geen volledig begrip van de Bijbelse normen hebben, en misschien kunnen ze door vriendelijke raad geholpen worden ‘de paden voor hun voeten recht te maken’ (Hebr. 12:13).

39 Als een ongedoopte kwaaddoener zelfs nadat twee ouderlingen met hem zijn samengekomen en hebben geprobeerd hem te helpen, nog steeds geen berouw heeft, moet de gemeente worden ingelicht. Er wordt een korte mededeling gedaan: ‘[Naam van persoon] wordt niet langer als ongedoopte verkondiger erkend.’ De gemeente zal de kwaaddoener dan als een werelds persoon bezien. Hoewel de overtreder niet is uitgesloten, zullen christenen voorzichtig zijn in hun omgang met hem (1 Kor. 15:33). Er zullen geen velddienstrapporten van hem worden aanvaard.

40 Na verloop van tijd kan het zijn dat een ongedoopt persoon die geen verkondiger meer is, weer een verkondiger wil worden. In dat geval moeten twee ouderlingen met hem samenkomen en beoordelen of hij geestelijke vorderingen heeft gemaakt. Als hij aan de vereisten voldoet, wordt de volgende korte mededeling gedaan: ‘[Naam van persoon] wordt weer als ongedoopte verkondiger erkend.’

JEHOVAH ZEGENT VREEDZAME EN REINE AANBIDDING

41 Iedereen die in deze tijd met de gemeente van God verbonden is, kan blij zijn met de rijke geestelijke toestand waarin Jehovah zijn volk gebracht heeft. Onze geestelijke weiden zijn vruchtbaar en we hebben een overvloed aan verfrissend waarheidswater. We hebben ook Jehovah’s beschermende zorg door middel van zijn theocratische regeling onder Christus’ gezag als hoofd (Ps. 23; Jes. 32:1, 2). Het geestelijke paradijs waarin we ons in deze moeilijke laatste dagen bevinden, geeft ons een gevoel van zekerheid.

Door de vrede en reinheid van de gemeente te bewaren, gaan we ermee door het licht van de Koninkrijkswaarheid te laten schijnen

42 Door de vrede en reinheid van de gemeente te bewaren, gaan we ermee door het licht van de Koninkrijkswaarheid te laten schijnen (Matth. 5:16; Jak. 3:18). Met Jehovah’s zegen zullen we de vreugde ervaren te zien dat nog veel meer mensen Jehovah leren kennen en samen met ons zijn wil gaan doen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen