-
Een Samaritaan blijkt een goede naaste te zijnDe Wachttoren 1998 | 1 juli
-
-
Met het oog op deze situatie zijn Jezus’ woorden tot een man die onderlegd was in de joodse wet zeer leerzaam. De man benaderde Jezus en vroeg: „Leraar, door wat te doen, zal ik eeuwig leven beërven?” In antwoord hierop vestigde Jezus zijn aandacht op de Mozaïsche wet, die gebiedt ’Jehovah, uw God, lief te hebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand’, en ’uw naaste als uzelf lief te hebben’. De wetgeleerde vroeg Jezus vervolgens: „Wie is dan mijn naaste?” (Lukas 10:25-29; Leviticus 19:18; Deuteronomium 6:5) Volgens de Farizeeën had de term „naaste” alleen betrekking op degenen die zich aan de joodse overleveringen hielden — zeker niet op heidenen of Samaritanen. Indien deze onderzoekende wetgeleerde dacht dat Jezus deze zienswijze zou ondersteunen, wachtte hem wel een verrassing.
-
-
Een Samaritaan blijkt een goede naaste te zijnDe Wachttoren 1998 | 1 juli
-
-
Een les voor ons
De man die Jezus een vraag stelde, deed dit in een poging om ’aan te tonen dat hij rechtvaardig was’ (Lukas 10:29). Misschien dacht hij dat Jezus zijn angstvallig vasthouden aan de Mozaïsche wet zou prijzen. Maar met al zijn eigendunk moest hij de waarheid gaan inzien van de bijbelse spreuk: „Elke weg van een man is recht in zijn eigen ogen, maar Jehovah toetst harten.” — Spreuken 21:2.
-