-
GebedInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
De in het Modelgebed genoemde aangelegenheden zijn voor alle gelovige mensen van fundamenteel belang; het zijn behoeften die allen gemeen hebben. Het bijbelse verslag laat zien dat er echter ook vele andere aangelegenheden zijn die afzonderlijke personen min of meer kunnen beroeren of die zich tengevolge van bijzondere omstandigheden of redenen voordoen, en die eveneens juiste onderwerpen voor gebed zijn. Hoewel ze niet uitdrukkelijk in Jezus’ Modelgebed worden genoemd, houden ze niettemin verband met de daar vermelde verzoeken. Persoonlijke gebeden kunnen derhalve vrijwel elk aspect van het leven omvatten. — Jo 16:23, 24; Fil 4:6; 1Pe 5:7.
-
-
GebedInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
In de grond der zaak wordt de inhoud van iemands gebeden bepaald door kennis van Gods wil, want als iemand wenst dat zijn gebeden worden verhoord, zal hij moeten beseffen dat ze God welgevallig dienen te zijn. Daar hij weet dat de goddelozen en degenen die Gods Woord minachten, God niet welgevallig zijn, ligt het voor de hand dat hij niet kan bidden om iets wat tegen de rechtvaardigheid en de geopenbaarde wil van God, met inbegrip van de leringen van Gods Zoon en zijn geïnspireerde discipelen, indruist (Jo 15:7, 16). Derhalve mogen de woorden „indien gij de Vader om iets vraagt” (Jo 16:23), niet uit het verband worden gerukt. Dit „iets” omvat beslist geen dingen waarvan men weet of reden heeft aan te nemen dat ze God niet welgevallig zijn. Johannes verklaart: „Dit is het vertrouwen dat wij jegens hem hebben, dat, ongeacht wat wij vragen overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort” (1Jo 5:14; vgl. Jak 4:15). Jezus zei tot zijn discipelen: „Indien twee van u op aarde het eens zijn omtrent iets belangrijks wat zij te verzoeken zouden hebben, wat het ook zij, het zal hun geschieden door toedoen van mijn Vader in de hemel” (Mt 18:19). Hoewel men terecht om materiële dingen zoals voedsel mag bidden, kunnen materialistische verlangens en ambities niet tot passende onderwerpen van gebed gerekend worden, zoals dat bijvoorbeeld uit Mattheüs 6:19-34 en 1 Johannes 2:15-17 blijkt. Ook dient men niet te bidden voor personen die door God zijn veroordeeld. — Jer 7:16; 11:14.
-