Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Doop
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
    • Wat de joden betreft, het Wetsverbond was afgeschaft op basis van Christus’ dood aan de martelpaal (Kol 2:14), en het nieuwe verbond trad met Pinksteren van het jaar 33 G.T. in werking. (Vgl. Han 2:4; Heb 2:3, 4.) Niettemin verleende God de joden daarna nog drie en een half jaar speciale gunst. Gedurende deze periode beperkten Jezus’ discipelen hun prediking tot joden, joodse proselieten en Samaritanen. Maar omstreeks 36 G.T. ging Petrus op aanwijzing van God naar het huis van de niet-joodse Cornelius, een Romeinse legeroverste, en doordat God Zijn heilige geest op Cornelius en diens huisgezin uitstortte, liet hij Petrus zien dat nu ook mensen uit de natiën voor de waterdoop aanvaard konden worden (Han 10:34, 35, 44-48). Aangezien God het Wetsverbond met de besneden joden niet langer erkende, maar nu alleen zijn nieuwe verbond met Jezus Christus als Middelaar erkende, werden natuurlijke joden, of zij nu besneden of onbesneden waren, door God niet langer beschouwd als personen die in een speciale verhouding tot hem stonden. Zij konden geen goede positie voor het aangezicht van God verwerven door het in acht nemen van de Wet, die niet langer van kracht was, noch door Johannes’ doop, die met de Wet samenhing, maar wilden zij Jehovah’s erkenning en gunst genieten, dan moesten zij tot God naderen door geloof te oefenen in zijn Zoon en door zich in de naam van Jezus Christus in water te laten dopen. — Zie ZEVENTIG WEKEN (Verbond „één week lang” van kracht).

  • Doop
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
    • Geen kinderdoop. Met het oog op het feit dat ’het horen van het woord’, ’het van harte aanvaarden van het woord’ en het tonen van „berouw” aan de waterdoop voorafgaan (Han 2:14, 22, 38, 41), en dat de doop een ernstige beslissing van de zijde van de betrokken persoon vereist, is het duidelijk dat men op zijn minst de leeftijd moet bezitten dat men kan horen, kan geloven en deze beslissing kan nemen. Voorstanders van de kinderdoop betogen dat in verscheidene gevallen ’huisgezinnen’ werden gedoopt, zoals het huisgezin van Cornelius, Lydia, de gevangenbewaarder in Filippi, Crispus en Stefanas (Han 10:48; 11:14; 16:15, 32-34; 18:8; 1Kor 1:16). Zij zien daarin een aanwijzing dat ook de baby’s in deze gezinnen werden gedoopt. Maar in het geval van Cornelius waren de gedoopten degenen die het woord hadden gehoord en de heilige geest hadden ontvangen, en zij spraken in talen en verheerlijkten God; dit alles kan niet van toepassing zijn op baby’s (Han 10:44-46). Lydia was „een aanbidster van God, . . . en Jehovah opende haar hart wijd, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gesproken werd” (Han 16:14). De gevangenbewaarder in Filippi moest „geloof in de Heer Jezus” stellen en dit duidt erop dat ook de anderen in zijn gezin moesten geloven om gedoopt te worden (Han 16:31-34). „Crispus . . ., de presiderende dienaar van de synagoge, werd een gelovige in de Heer, en eveneens zijn gehele huisgezin” (Han 18:8). Door dit alles wordt te kennen gegeven dat de doop samengaat met het horen, geloven en verheerlijken van God, en dat kunnen baby’s niet. Toen mensen in Samaria „het goede nieuws van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus” hoorden en geloofden, „werden zij vervolgens gedoopt”. Hier zegt het bijbelse verslag uitdrukkelijk dat de gedoopten geen baby’s waren, maar „zowel mannen als vrouwen”. — Han 8:12.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen