Christenen — standvastig en toch plooibaar
DE STATIGE eik is het zinnebeeld van kracht. Wanneer er hevige winden waaien, heeft de eik er gewoonlijk weinig moeite mee ze te doorstaan. Terwijl een forse eik de meeste stormen overleeft vanwege zijn kracht en betrekkelijke onbuigzaamheid of onwrikbaarheid, overleeft het nietige grassprietje de stormen ook, doch om een heel andere reden. Waarin schuilt het geheim? Buigzaamheid. Het grassprietje buigt onder de kracht van de wind maar breekt niet.
Welke eigenschap is derhalve belangrijker — buigzaamheid of onbuigzaamheid? In feite heeft een christen een mengeling van beide nodig. Toch kan een evenwicht tussen standvastigheid en buigzaamheid of plooibaarheid soms zelfs bij enkelen van Gods volk ontbreken. Zij hebben hoge beginselen, maar sommigen zijn geneigd onbuigzaam te zijn. Anderen lijken enigszins op een „riet dat door de wind heen en weer bewogen wordt” (Matthéüs 11:7). Zij zwichten voor de druk en de invloeden van deze goddeloze wereld. Of zij zijn misschien tolerant op het toegeeflijke af.
Het is zoals Salomo zei: „Voor alles is er een vastgestelde tijd” (Prediker 3:1). Wanneer is het er derhalve de tijd voor onbuigzaam te zijn en wanneer is het er de tijd voor buigzaam of plooibaar te zijn?
Wanneer men standvastig moet zijn
Op een keer kreeg koning Saul van Israël het uitdrukkelijke bevel: „Ga nu heen, en gij moet Amalek [een vijandige natie] verslaan en hem met al wat hij bezit aan de vernietiging prijsgeven, en gij moogt geen mededogen met hem hebben, en gij moet hen ter dood brengen, zowel man als vrouw, zowel kind als zuigeling, zowel stier als schaap, zowel kameel als ezel” (1 Samuël 15:3). De Amalekieten hadden een bericht opgebouwd van tegenstand tegen God en zijn volk en derhalve verdienden zij het uitgeroeid te worden (Deuteronomium 25:17-19). „Saul en het volk hadden [echter] mededogen met Agag [de koning van Amalek] en met het beste van het kleinvee en het rundvee . . ., en zij wilden ze niet aan de vernietiging prijsgeven.” Dat Saul de regels naar zijn hand zette, was onaanvaardbaar voor God. „Zie!” verklaarde de profeet Samuël: „Gehoorzamen is beter dan een slachtoffer.” — 1 Samuël 15:9-22.
De hierin opgesloten les is duidelijk: Men kan niet plooibaar zijn wanneer het op gehoorzaamheid aan God aankomt. „Want dit betekent de liefde tot God,” zei de apostel Johannes, „dat wij [Gods] geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last” (1 Johannes 5:3). De ervaring van Sadrach, Mesach en Abednego illustreert in hoeverre dienstknechten van God bereid moeten zijn deze gehoorzaamheid te tonen. Zij weigerden het beeld te aanbidden dat door de Babylonische koning Nebukadnezar was opgericht. Waarom? Omdat in Gods wet afgodenaanbidding duidelijk werd veroordeeld (Exodus 20:4-6). Zij redeneerden niet dat de omstandigheden een vrije interpretatie van dit goddelijke gebod rechtvaardigden. In plaats daarvan hielden zij voet bij stuk en verkozen de dood boven ongehoorzaamheid. — Daniël 3:16-18.
De meeste christenen hebben er weinig moeite mee zich aan duidelijk omlijnde bijbelse wetten te onderwerpen. Maar er wordt christenen gezegd: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen” (Hebreeën 13:17). Gemeente-ouderlingen zullen misschien specifieke tijden voor de velddienstbijeenkomsten van de gemeente vaststellen. Of zij kunnen precies omschrijven op welke manier de uitrusting van de Koninkrijkszaal gebruikt moet worden. Het is waar dat er geen bijbeltekst is waarin nauwkeurig wordt uiteengezet hoe een thermostaat moet worden afgesteld of wie dat moet doen. Zou het evenwel, wanneer de ouderlingen zulke beslissingen nemen, niet fijn zijn hierin met hen samen te werken?
Evenzo kan een echtgenoot verschillende beslissingen nemen met betrekking tot zijn gezin. Een christelijke echtgenote hoeft het in een bepaald aspect niet noodzakelijkerwijs met zijn oordeel eens te zijn, maar zij tracht „de wet van haar man” te gehoorzamen (Romeinen 7:2). Gehoorzaamheid aan ouderlingen, echtgenoten, ouders en werkgevers dient niet onder het voorwendsel van plooibaarheid ontweken te worden. — Kolossenzen 3:18-24.
Wanneer men plooibaar moet zijn
Toch is er ook een tijd om plooibaar te zijn. De apostel Paulus gaf dit te kennen toen hij zei: „Laat uw redelijkheid aan alle mensen bekend worden” (Filippenzen 4:5). Het hier door Paulus gebruikte Griekse woord betekent „niet stug vasthouden aan de letter der wet; het brengt die consideratie tot uitdrukking die ’op menselijke en redelijke wijze de feiten van een zaak’ in ogenschouw neemt” (W. E. Vine, An Expository Dictionary of New Testament Words). Redelijkheid is vaak een kwestie van bereid zijn zich aan de bestaande omstandigheden aan te passen.
Zo zou bijvoorbeeld een zendeling die in een vreemd land dient, al gauw kunnen beseffen dat de plaatselijke omgangsnormen verschillen van die van het land waarin hij is opgegroeid. Maar als hij neerziet op de gewoonten van de plaatselijke bevolking en weigert bepaalde veranderingen aan te brengen, hoe doeltreffend zal zijn bediening dan zijn? Hij zal zich dus wijselijk aan de heilzame gewoonten van de nieuwe cultuur aanpassen. — 1 Korinthiërs 9:19-23.
Het is interessant dat Paulus direct nadat hij gewag had gemaakt van twee vrouwen in de gemeente die persoonlijke moeilijkheden hadden, de christenen in Filippi aanmoedigde redelijk te zijn (Filippenzen 4:2-5). Hoewel Paulus ons niet vertelt wat de aard van hun geschil was, ligt aan gespannen verhoudingen vaak een gebrek aan redelijkheid ten grondslag. Niemand voelt zich op zijn gemak bij iemand die kritisch of al te veeleisend is. „Word niet al te rechtvaardig,” waarschuwt Salomo, „en betoon u niet bovenmate wijs. Waarom zoudt gij verwoesting over uzelf brengen?” — Prediker 7:16.
Christenen moeten de onvolmaaktheden van anderen in aanmerking nemen. Hoe goed is het wanneer wij kwesties vanuit het oogpunt van de ander proberen te bezien! Helaas bekommerden enkele christenen in het oude Korinthe zich zozeer om hun persoonlijke „rechten” dat zij er zelfs toe overgingen hun medegelovigen voor het gerecht te dagen. Door hun problemen voor ongelovigen te spuien, brachten zij niet alleen smaad op de gemeente maar maakten zij ook de onderlinge breuk groter. — 1 Korinthiërs 6:1-6.
Paulus moedigde gekrenkte Korinthische christenen daarom aan inschikkelijk te zijn. Hij verzocht hen dringend: „Ja, werkelijk, het betekent een volkomen nederlaag voor u dat gij rechtsgedingen met elkaar hebt. Waarom laat gij u niet liever onrecht doen? Waarom laat gij u niet liever te kort doen?” (1 Korinthiërs 6:7) Een christen beschouwt het als gewin een goede verhouding met zijn geestelijke broeders en zusters te bewaren.
Redelijk zijn is vooral passend voor degenen die gezag uitoefenen. Ouders kunnen bijvoorbeeld een tijd vaststellen waarop hun zoon of dochter ’s avonds thuis moet zijn. Maar veronderstel eens dat een kind vraagt of er voor één keer een uitzondering op de regel gemaakt zou kunnen worden? Zou het niet gepast zijn op zijn minst de betreffende specifieke omstandigheden te beschouwen? En hoe staat het met christelijke ouderlingen? Is redelijkheid niet een van de hoedanigheden die zij moeten bezitten? (1 Timótheüs 3:3) Ja. Maar wanneer en hoe dienen zij deze hoedanigheid aan de dag te leggen?
Ouderlingen — standvastig en toch plooibaar
De apostel Petrus stelde eens „redelijke” mensen tegenover degenen „die moeilijk te behagen zijn” (1 Petrus 2:18). Een ouderling zou wat suggesties kunnen geven ten einde een broeder te helpen zijn spreekbekwaamheid te verbeteren. Maar als de ouderling een zeer strakke maatstaf aanlegt en in gebreke blijft de opvoeding, bekwaamheden en omstandigheden van de broeder in aanmerking te nemen, wat zou er dan kunnen gebeuren? De broeder zou gebelgd kunnen zijn over de raad of erg ontmoedigd kunnen raken en de conclusie kunnen trekken dat de ouderlingen eveneens „moeilijk te behagen” zijn.
Ouderlingen moeten ook plooibaar zijn wat het toepassen van verschillende regels in de gemeente betreft. Nooit dienen zij toe te laten dat regels ’het woord van God krachteloos maken’ door aan zulke regels meer gewicht toe te kennen dan aan de volmaakte beginselen uit Jehovah’s Woord. — Matthéüs 15:6; 23:23.
Het is passend dat ouderlingen plooibaar zijn wanneer door zulk een plooibaarheid geen schriftuurlijke beginselen worden overtreden. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen opmerken dat op grote, druk bezochte congressen het bezet houden van zitplaatsen sterk wordt ontmoedigd. Maar moet zo’n regel doorgevoerd worden in een kleine gemeente met ruim voldoende zitplaatsen? Of de ouderlingen zouden van mening kunnen zijn dat over het algemeen een bepaald soort kleding — zoals voor mannen een colbert en een stropdas — gepast is voor de van-huis-tot-huisprediking. Dat was in een gemeente in een Zuidamerikaans land het geval. Een ouderling daar bemerkte echter dat een jonge man schroomde het goede nieuws met anderen te delen. De reden? Hij kon het zich niet veroorloven een colbert en een stropdas te kopen. De ouderling kwam tot de conclusie dat plooibaarheid op zijn plaats was en moedigde de jonge man daarom aan niet te schromen zijn geloof met anderen te delen.
Plooibaarheid moet ook getoond worden bij de behandeling van rechterlijke kwesties in de gemeente. Hoe staat het ermee als een kwaaddoener berouw toont, hoewel het kwaaddoen waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt het misschien zou rechtvaardigen hem uit de gemeente te sluiten? Jehovah heeft door de wijze waarop hij de inwoners van Ninevé bejegende, het juiste voorbeeld gegeven. God had tot Jona gezegd: „Nog maar veertig dagen en Ninevé zal ondersteboven worden gekeerd.” Toen de inwoners echter berouw toonden, was Jehovah bereid van de aangekondigde vernietiging af te zien. Hij erkende dat de omstandigheden veranderd waren (Jona 3:4, 10). Evenzo moeten ouderlingen graag bereid zijn ’rijkelijk te vergeven’ wanneer er een duidelijk bewijs van oprecht berouw is. — Jesaja 55:7.
Het evenwicht bewaren tussen standvastigheid en plooibaarheid is niet gemakkelijk. Het schijnt dat onvolmaakte mensen van nature geneigd zijn tot uitersten te vervallen. Toch zullen christenen die ernaar streven standvastig en toch plooibaar te zijn, rijkelijk beloond worden. Omdat zij proberen plooibaar te zijn, zullen zij zich in een betere verhouding met anderen verheugen en veel emotionele beroering vermijden. Bovendien zullen de aangestelde ouderlingen omdat zij als rechtschapenheidbewaarders standvastig zijn in goede werken, een voorbeeld geven waardoor zij het vertrouwen en de medewerking van de gehele gemeente winnen, terwijl allen gezamenlijk voorwaarts gaan met eeuwig leven in het vooruitzicht. — Jesaja 32:2; 1 Korinthiërs 15:58.