Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Bent u een aanmoedigende christen?
    De Wachttoren 1971 | 15 september
    • HULPMIDDELEN OM AANMOEDIGEND TE ZIJN

      Werkelijk aanmoedigend zijn, is een kwestie van zowel de geest als het hart. Empathie zal u helpen begrijpen hoe anderen denken en voelen en hoe u aanmoedigend voor hen kunt zijn. U zult erdoor in staat gesteld worden als het ware ’in hun schoenen’ te gaan staan.

      Die empathie zal liefde als beweegreden hebben. Onzelfzuchtige liefde zal u er waakzaam op doen toezien een helpende hand te bieden en een aanmoedigend woord te spreken. Christelijke liefde zal u ertoe brengen de raad op te volgen: „Blijft elkaar daarom vertroosten en elkaar opbouwen.” — 1 Thess. 5:11.

      En uw beloning voor het feit dat u aanmoedigend bent? U zult zelf aangemoedigd worden, want de spreuk zegt terecht: „Wie anderen rijkelijk laaft [zoals met aanmoediging] zal ook zelf rijkelijk gelaafd worden [met aanmoediging].” — Spr. 11:25.

  • ’Ik heb een schitterende toekomst’
    De Wachttoren 1971 | 15 september
    • ’Ik heb een schitterende toekomst’

      Het bijkantoor van het Wachttorengenootschap te Londen, ontving een brief met als opschrift „Geliefde medechristenen”. Daarin stond: „Ik schrijf deze brief aan uw kantoor om mijn dankbaarheid tot uitdrukking te brengen jegens uw mensen die mij thuis hebben bezocht en mij de wonderbaarlijke boodschap over Jehovah’s koninkrijk hebben gebracht. Hoewel ik veertig jaar met het Leger des Heils verbonden ben geweest, moet ik toegeven dat ik blind en onwetend over God en zijn ware geloof was. Maar nu heb ik, in nog geen vier maanden tijds sinds ik met behulp van uw publikaties de bijbel ben gaan bestuderen, vele waarheden over Jehovah God en zijn voornemens geleerd. . . . Ik ben 78 jaar oud, maar de toekomst die ik heb is schitterend. Ik ga elke zaterdag en zondag prediken en ik kijk ernaar uit op het volgende congres gedoopt te worden.”

      Of iemand een schitterende toekomst heeft hangt van zijn bereidheid af Gods wil te leren kennen en te doen.

  • Van kindsbeen af Jehovah’s dienst nagestreefd
    De Wachttoren 1971 | 15 september
    • Van kindsbeen af Jehovah’s dienst nagestreefd

      Zoals verteld door Ruth Cannon

      GENUA, in Italië, waar ik nu woon, ligt een heel eind van de Amerikaanse staat Montana vandaan. Maar er zijn sinds mijn jeugd veel jaren voorbijgegaan en er is heel wat gebeurd. Ik ben in 1928 geboren en groeide op in een kleine boerderij met het uitzicht op de majestueuze Rocky Mountains. Het wereldberoemde Yellowstone Park ligt er maar een paar uur rijden vandaan.

      Op een zonnige voorjaarsdag kwam er een jongeman naar de boerderij van mijn ouders en stelde zich voor als een van Jehovah’s getuigen. Hij sprak met mijn moeder en bood haar een bijbelverklarend boek aan, maar zij stuurde hem naar mijn vader, die in de tuin was. Vader scheen niet te kunnen beslissen of hij het boek nu wel of niet zou nemen en liet de keuze aan mijn moeder over. Ten slotte werd het boek Deliverance (Bevrijding) toch genomen.

      Mijn ouders geloofden krachtig in God. Hoewel zij tot een protestantse kerk behoorden, waren zij er geleidelijk aan mee opgehouden de kerkdiensten bij te wonen, aangezien zij daar geen troost vonden. Zij waren van mening dat zij niet goed genoeg waren om naar de hemel te gaan, met als enige alternatief de brandende hel die hun zo vaak was gepredikt.

      Toen hun de werkelijke hoop uit de bijbel werd getoond, was hun vreugde groot. Zij begonnen te leren wat de werkelijke toestand van de doden is, dat zij slapen en niet worden gepijnigd (Hand. 13:36; Pred. 9:5). En dat was nog maar het begin, want zij kwamen vervolgens te weten dat hun veel valse, onschriftuurlijke gedachten waren geleerd. Na verloop van tijd begonnen zij dat eerste boek dat zij hadden ontvangen, alsmede andere publikaties van het Wachttorengenootschap te bestuderen. Zij abonneerden zich ook op De Wachttoren en Het gouden tijdperk (nu bekend als Ontwaakt!).

      Na verloop van tijd vernamen zij dat er in het huis van een familie in de buurt een Wachttoren-studie werd gehouden. Zij begonnen deze bij te wonen, en ik werd natuurlijk meegenomen. Mijn ouders waren altijd van mening dat ik daar bij hen aanwezig diende te zijn.

      Het duurde niet lang of zij begonnen deel te nemen aan de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, tot grote verbazing van familieleden, buren en vrienden. Ten slotte droegen zij hun leven aan God op en werden zij gedoopt. Ik had toen de schoolgaande leeftijd bereikt.

      Als ik aan die tijd terugdenk, kan ik mij iets herinneren dat werkelijk diepe indruk op mij maakte. Er kwamen in die tijd speciale reizende vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap om ons groepje te bezoeken. Zij hadden het altijd druk en waren, naar ik vast geloof, vaak erg moe. Maar toch namen zij altijd de tijd om met mij te praten. Zij gaven mij echt het gevoel dat ik erbij hoorde.

      Gedurende mijn schooljaren begon ik ook actief aan de predikingsactiviteit deel te nemen. Dit was in de tijd dat wij met de grammofoon werkten, die wij overal lieten spelen waar dit maar gelegen kwam — bij de mensen op de stoep, in de woonkamer, in de schuur, op het open veld, enzovoort. Wij hadden ook nog langere uurlezingen, die wij bij een nabezoek voor de mensen konden afdraaien. Het was geweldig hoe deze predikingsmethode velen heeft geholpen de bijbelse waarheden te begrijpen!

      EEN CARRIÈRE MET EEN TOEKOMST

      Verscheidene Getuigen waren in Billings, Montana, tamelijk dicht bij onze boerderij, full-time als „pioniers” en „pioniersters” in het predikingswerk bezig. De omgang die ik af en toe met hen had, wekte in mij het krachtige verlangen op al mijn tijd en energie aan Jehovah’s dienst te geven. In 1941 stonden mijn ouders mij toe in mijn vakantie met deze groep pioniers samen te werken. Het volgende jaar kwam ik van school en kort daarna werd ik gedoopt. Het leek mij toe dat niets dringender kon zijn dan het dienen van Jehovah.

      Mijn eerste toewijzing, na mijn aanstelling als pionierster, was Livingston, Montana. Later verhuisde ik naar Miles City, Montana, waar ik bij een gezin van Getuigen een gerieflijk onderkomen verkreeg. Na verloop van tijd schreef ik aan het Genootschap of ik een partner kon krijgen en of ik misschien een gebied toegewezen kon krijgen waar de behoefte groter was. Dit leidde opnieuw tot een verhuizing, naar Saline County, Nebraska, waar mijn jonge partner woonde. Wij woonden bij haar ouders in, en opnieuw ervoer ik de vervulling van Jezus’ belofte dat wij veel ouders en broeders en zusters en huizen zouden ontvangen als wij ons geheel aan zijn dienst zouden wijden. — Mark. 10:29, 30.

      Aangezien de benzine op de bon was, liepen wij veel, vooral de lange oprijlanen die naar de boerderijen leidden. En nog een moeilijkheid die wij moesten overwinnen was het probleem van de honden, want elke boerderij had wel één of twee waakhonden, die in de meeste gevallen niet al te vriendelijk waren. Ik heb er gelukkig echter nooit echt moeilijkheden door ondervonden.

      Na verloop van tijd verkochten mijn ouders de boerderij en sloten zij zich in Nebraska bij mij aan, waar zij ook de pioniersdienst op zich namen. Toen zij een caravan kochten, konden wij met z’n drieën naar een andere stad verhuizen waar onze activiteiten nodig waren — Lincoln, Nebraska. Wegens ziekte konden zij niet in de pioniersdienst blijven, hoewel zij mij wel aanmoedigden en hielpen in deze dienst door te gaan.

      VOORBEREIDINGEN VOOR UITGEBREIDERE DIENST

      In 1947, toen ik het „Uitbreiding tot alle natiën”-congres in Los Angeles, Californië, bijwoonde, diende ik een aanvraag in voor dienst op het hoofdbureau van het Genootschap, of „Bethel”, zoals het wordt genoemd. Ik had al lang gehoopt daar nog eens te mogen werken. Er ging een jaar voorbij en toen ontving ik tot mijn grote verbazing in plaats van een reactie op mijn aanvraag voor Betheldienst, een uitnodiging om eens te overwegen of ik mij voor de Bijbelschool Gilead van het Genootschap wilde laten inschrijven. Dit hield in dat ik een opleiding zou ontvangen voor de zendingsdienst.

      Hoewel ik eraan twijfelde of ik de cursus wel zou kunnen volgen, vulde ik het formulier in en stuurde het meteen op. Mijn aanvraag werd aanvaard en in augustus 1948 werd ik een student in Gileads twaalfde klas. Ik had zes jaar pionierervaring achter de rug. Nu zou ik de organisatie van Jehovah’s volk veel meer leren waarderen. Ik zou veel nieuwe dingen uit de bijbel leren, dingen die mijn geloof zouden versterken en mij vastberaden zouden maken om Jehovah met al mijn tijd en vermogens te blijven dienen.

      Ik behoorde tot een groep die werd uitgekozen om naar Italië gezonden te worden, dus dat betekende dat wij bij onze andere lessen Italiaans moesten leren. De maanden vlogen voorbij en toen kwam de graduatie en gingen wij ons op onze oceaanreis naar Italië voorbereiden.

      ZENDINGSTOEWIJZING

      De bootreis van New York naar Napels duurde tien dagen. Toen wij er aankwamen, konden wij zien hoe de oorlog hier had huisgehouden. De toestanden waren verre van wat ze nu zijn.

      Onze groep reisde per trein door naar onze gebiedstoewijzing in Sicilië. De trein ontspoorde onderweg bijna toen hij op de baan een koe aanreed, maar niemand scheen zich hier veel van aan te trekken. Velen hadden echter wel belangstelling om over ons werk te horen toen zij vernamen dat het ons doel was de mensen in de bijbel te onderwijzen. Velen kwamen naar onze coupé om er meer over te horen.

      Het was een wonderbaarlijke ervaring uiteindelijk aan te komen op de plaats waar wij ons beperkte Italiaans konden gaan gebruiken. Geleidelijk aan werd het gemakkelijker met mensen te spreken die belangstelling voor onze boodschap aan de dag legden. Het gebied verschilde vanzelfsprekend sterk van wat ik in het westen van de V.S. gewend geweest was. Zoals in de meeste andere grote steden overal ter wereld, wonen veel stadsmensen in Italië in grote flatgebouwen van zeven, tien of nog meer verdiepingen hoog, terwijl op elke verdieping verscheidene gezinnen wonen.

      In het begin hadden wij nogal wat moeilijkheden met de taal en de gewoonten. Zo deden bijvoorbeeld vaak kinderen open als wij aanbelden, en als wij dan vroegen of „mamma” thuis was, kregen wij geen hoorbaar antwoord. Dit gebeurde iedere keer opnieuw. Wij wisten dat zij het woord „mamma” verstonden, maar waarom zeiden zij dan niets? Later werd het ons duidelijk dat het allemaal een kwestie van gesticulatie was. Een klein rukje met het hoofd en een snel geklik met de tong, zonder een woord te zeggen, betekende: „Nee, ze is niet thuis.” Zoals wij op Gilead hadden geleerd, zijn gebaren dus belangrijk.

      Het Koninkrijkswerk is in deze afgelopen jaren geweldig vooruitgegaan. Toen wij in 1949 arriveerden, waren er slechts een paar honderd Getuigen, en op de congressen scheen iedereen iedereen te kennen. Maar de organisatie is elk jaar gegroeid, zodat er in maart 1970 tijdens de Gedachtenisviering 45.884 aanwezigen waren — ruim 10.000 meer dan het aantal aanwezigen in 1969. En in de maand april was er een toename van 28 percent in het aantal actieve Getuigen vergeleken bij het voorgaande jaar.

      En wij kunnen ook een groot verschil in de mensen waarnemen. Er is beslist belangstelling voor de bijbel en in bijna elk gezin is een exemplaar aanwezig. Enkele jaren geleden had bijna niemand de bijbel in huis, laat staan gelezen. Onze bezoeken zijn nu derhalve veel interessanter geworden. Wij kunnen de mensen aanmoedigen hun bijbel te lezen te zamen met de studiehulpmiddelen die wij hebben aan te bieden.

      HET VERLEDEN EN DE TOEKOMST

      In de jaren dat ik nu in Italië dienst verricht, heb ik veel zegeningen genoten, vooral de zegen een klein aandeel gehad te mogen hebben aan de grote uitbreiding van de Koninkrijksbelangen. Mijn toewijzingen hebben mij van de ene stad naar de andere gebracht, en mijn herinneringen aan elke toewijzing zijn kostbaar. Verscheidene mensen met wie ik de bijbel heb bestudeerd, hebben hun leven aan Jehovah opgedragen en zijn gedoopt. Sommigen zijn zelfs in de volle-tijddienst werkzaam terwijl weer anderen nog grotere voorrechten in de theocratische organisatie van Gods volk hebben ontvangen.

      Verder heb ik het wonderbaarlijke voorrecht genoten verscheidene internationale congressen bij te wonen, vooral die welke in 1953 en 1958 in New York werden gehouden. En ten gevolge van de edelmoedigheid van mede-Getuigen en de voorziening van het Genootschap ben ik in 1969 weer de oceaan overgestoken en had ik de grote vreugde mijn familie te kunnen bezoeken en het internationale „Vrede op aarde”-congres bij te wonen. Op al deze congressen zijn wij opgebouwd en gesterkt om in de dienst van onze God te volharden, terwijl wij altijd voordeel trekken van de voortreffelijke leiding van Jehovah’s „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse in deze tijd. — Matth. 24:45-47.

      Als ik terugblik op mijn leven vanaf mijn vroege kinderjaren, denk ik met waardering aan de mildheid waarmee Jehovah jegens mij heeft gehandeld. Als gevolg van zijn leiding hebben mijn ouders niet alleen de bijbelse boodschap aanvaard, maar hebben zij er ook de tijd voor genomen mij overeenkomstig de goddelijke beginselen van de bijbel op te leiden. Zij hebben mij aangemoedigd de voorrechten van de pioniersdienst te aanvaarden, waardoor ik werd voorbereid op de extra verantwoordelijkheden van het zendingsveld.

      Ik kan ook heel erg dankbaar zijn voor de talloze ware christenen met wie ik in contact ben gekomen en die mij allen hebben geholpen in Jehovah’s dienst vorderingen te maken. Ik heb in het bijzonder waardering voor de kameraadschap van mijn partner in de zendingsdienst, met wie ik vele gelukkige uren en jaren heb doorgebracht. Ik hoop van harte dat wij deze kostbare verhouding nog vele jaren mogen voortzetten. Naarmate dit oude samenstel zijn einde nadert, schijnt er nog zoveel te doen te zijn en de tijd lijkt gewoonweg niet lang genoeg. Maar wij kunnen er zeker van zijn dat Jehovah zijn werk met succes zal bekronen.

      Als het Jehovah’s wil is, is het mijn oprechte verlangen in mijn toewijzing te blijven, welke als een tehuis voor mij is geworden, en eeuwig in zijn dienst te blijven. Het zal wonderbaarlijk zijn in de nieuwe ordening, die nu zo nabij is, in zijn volle-tijddienst werkzaam te mogen zijn!

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen