Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Een aarde vrij van ziekte en dood
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 16

      Een aarde vrij van ziekte en dood

      WAT een geweldige verlichting zou een aarde die voor altijd vrij is van ziekte en dood voor ons mensen betekenen! Hierdoor zou er een eind komen aan de bittere tranen die als een uiting van droefheid en lijden zijn vergoten. De ondragelijke pijn en afschuwelijke mismaaktheden die door ziekte veroorzaakt kunnen worden, zouden verdwenen zijn. Niet langer zou de aftakeling door ouderdom mensen verzwakken, waardoor zij dikwijls tot een toestand van wanhoop en hulpeloosheid worden gebracht. De mensen overal zouden zich in jeugdige kracht en energie verheugen. Geen enkel droevig geluid zou er ooit van hun lippen komen!

      Dit is niet op ijdele verbeelding gebaseerd. Het is het voornemen van Jehovah God. Hij heeft veel meer voor de mensheid in petto dan slechts enkele levensjaren die gevuld zijn met problemen en lijden. — Openbaring 21:3, 4.

      ZOU HET TOT GEWELDIGE PROBLEMEN KUNNEN LEIDEN?

      Maar zou een aarde die vrij is van ziekte en dood geen aanleiding geven tot andere ernstige problemen? U vraagt u misschien af: Waar zouden alle mensen moeten wonen? Zou de aarde, wanneer er een eind komt aan ziekte en dood, niet snel overvol raken, waardoor het leven onplezierig wordt en er een groot voedseltekort ontstaat?

      Het was nooit Gods voornemen dat de aarde overbevolkt zou raken. Tot de volmaakte Adam en Eva zei God: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde” (Genesis 1:28). Er is een groot verschil tussen de aarde ’vullen’ en de aarde overbevolkt maken. Als iemand u zou vragen een glas met sap te vullen, zou u niet blijven gieten totdat het glas overliep. Wanneer het glas eenmaal vol genoeg was, zou u ophouden met gieten. Insgelijks zou God, wanneer de aarde eenmaal op gerieflijke wijze met mensen was gevuld, ervoor zorgen dat de bevolking op deze planeet niet verder zou groeien.

      Bovendien dienen wij niet op grond van wat wij thans zien of horen, een verkeerd oordeel te vellen over het vermogen van de aarde om ons van een tehuis te voorzien en menselijk en dierlijk leven te onderhouden. Hoewel grote mensenmassa’s opgepropt in steden wonen, zijn uitgestrekte gebieden van de aarde dun bevolkt. Als de huidige bevolking gelijk werd verdeeld, zou er voor iedere man, iedere vrouw en ieder kind ongeveer twee en een halve hectare vruchtbaar land zijn. Dit zou werkelijk meer dan genoeg zijn!

      Dat zoveel mensen in diverse delen van de aarde honger lijden, komt niet doordat de grond uitgeput is geraakt. Het wijdverbreide voedseltekort is veeleer aan een ongelijke verdeling van voedselvoorraden te wijten. Terwijl de opbrengst in bepaalde gebieden hoog is en er overschotten zijn, heeft men in andere plaatsen met ernstige tekorten te kampen. In werkelijkheid zou de aarde veel meer kunnen voortbrengen dan momenteel het geval is. In 1970 zou volgens schattingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties het land over de gehele wereld voldoende kunnen opbrengen om ongeveer tweeënveertig maal zoveel mensen van voedsel te voorzien als de huidige wereldbevolking.

      Wat de mens in sommige gebieden van de aarde reeds heeft gedaan, geeft enigszins te kennen welke grote mogelijkheden er zijn om de produktiviteit van de aarde op te voeren.

      De Imperial Valley in Californië was eens een onherbergzame, onbebouwde woestijn. Maar door irrigatie van de mineraalrijke woestijnbodem heeft men dit dal tot een van de meest produktieve landbouwgebieden van de Verenigde Staten gemaakt.

      Europa levert door een intensievere bebouwing met ongeveer de helft van het bouwland bijna evenveel voedsel op als Noord-Amerika.

      Ja, het lijdt geen twijfel dat meer land intensiever bebouwd zou kunnen worden, en dat zonder de schoonheid van bossen en weiden te bederven.

      Er is nog een andere factor die een ruimschoots voldoende voedselvoorraad zal verzekeren voor een aarde die op gerieflijke wijze met dierlijk en menselijk leven gevuld zal zijn. Wat dan wel? De goddelijke hulp en leiding die de mensheid dan onder het bestuur van Gods koninkrijk in de handen van zijn Zoon Jezus Christus ten deel zullen vallen. Niemand kent de aarde beter dan God, want hij is de Schepper ervan. En onder het wijze bestuur van zijn koninkrijk zal het land in overvloed voortbrengen. Het zal dan precies zo zijn als het oude Israël ondervond toen het getrouw was: „De aarde zelf zal stellig haar opbrengst geven; God, onze God, zal ons zegenen.” — Psalm 67:6.

      Dorre woestijnen en andere onproduktieve gebieden, die zich over tienduizenden vierkante kilometers uitstrekken, zullen ongetwijfeld op grote schaal in cultuur worden gebracht. Het ontvangen van goddelijke hulp om het benodigde water te krijgen, is niet zonder historisch precedent. In de zesde eeuw v.G.T. keerden duizenden joodse ballingen als een vervulling van Gods profetische beloften uit Babylon naar Jeruzalem terug (Ezra 2:64-70). Zij volgden klaarblijkelijk een rechtstreekse route door de onherbergzame Syrische woestijn. Niettemin verschafte God datgene wat zij nodig hadden om in leven te blijven. Zelfs betreffende hun land van herkomst had hij voorzegd: „In de wildernis zullen wateren zijn uitgebarsten, en stromen in de woestijnvlakte.” — Jesaja 35:6.

      Aangezien God dit in het verleden heeft gedaan, hebben wij goede reden te verwachten dat dit onder het bestuur van zijn koninkrijk in de handen van Christus op veel grootsere schaal gedaan zal worden.

      Wij hoeven niet bevreesd te zijn dat het invoeren van een aarde vrij van ziekte en dood aanleiding zal geven tot onplezierige toestanden. Niet alleen zal er geen overbevolking zijn, maar iedereen zal tot verzadiging voedsel kunnen eten.

      Het bestuur in de handen van Gods aangestelde Koning, Jezus Christus, en zijn 144.000 mederegeerders zal erop toezien dat er goed voor de aardbewoners wordt gezorgd. Wijzend op de overvloed van gezond voedsel dat beschikbaar zal zijn, zegt de profetie van Jesaja: „Jehovah der legerscharen zal op deze berg stellig voor alle volken een feestmaal aanrechten . . . van schotels rijk aan olie en vol merg, van wijn bewaard op de droesem, geklaard.” — Jesaja 25:6.

      Wij kunnen vertrouwen hebben in Jehovah God, Degene over wie de bijbel zegt: „Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:16). Nog nooit is hij in gebreke gebleven zijn beloften te vervullen. Vandaar dat de Schrift over het oude Israël zegt: „Geen belofte bleef onvervuld van heel de goede belofte die Jehovah het huis van Israël had gedaan; alles kwam uit.” — Jozua 21:45.

      HOE ZIEKTE EN DOOD ZULLEN VERDWIJNEN

      Behalve de belofte om in de stoffelijke dingen te voorzien die mensen nodig hebben om van het leven te genieten, heeft Jehovah God iets beloofd wat nog veel waardevoller is. Wat dan wel? Bevrijding van ziekte en dood. Zijn bekendgemaakte voornemen omtrent het grootse feestmaal dat in Jesaja wordt genoemd, wordt in feite gevolgd door de belofte: „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen.” — Jesaja 25:8.

      In overeenstemming met deze belofte van God zal het Koninkrijksbestuur in de handen van Jezus Christus en zijn mederegeerders werkzaam zijn om de mensheid van de dood te bevrijden. Daar ziekte en dood zijn ontstaan doordat wij als nakomelingen van de eerste mens Adam als onvolmaakte zondaars werden geboren, moesten de doodaanbrengende gevolgen van de zonde teniet worden gedaan. Hoe?

      De basis hiervoor moest een regeling zijn die aan de gerechtigheid voldeed. Het moest logischerwijs een regeling zijn waardoor de schade die door de opstand van Adam was aangericht, teniet werd gedaan. Wat Adam had verloren, moest herwonnen worden. Hiervoor zou een losprijs nodig zijn waarvan de waarde precies overeenkwam met wat Adam had verloren, namelijk volmaakt menselijk leven met alle daarmee gepaard gaande rechten en vooruitzichten.

      Niemand van Adams zondige nakomelingen kon zo’n losprijs verschaffen. Dit wordt in Psalm 49:7 duidelijk gemaakt: „Niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven.” Maar Christus Jezus kon dit wel, want hij was een volmaakt mens, en hij heeft gewillig afstand gedaan van zijn leven, waardoor hij ’zijn ziel heeft gegeven als een losprijs in ruil voor velen’. — Matthéüs 20:28.

      Daar Jezus Christus zijn volmaakte menselijke leven heeft geofferd, kan hij de voordelen van zijn zoenoffer aanwenden om de mensheid uit slavernij aan de zonde op te heffen. Aangezien zondige neigingen de mens aankleven, zal er tijd en hulp voor nodig zijn om deze te overwinnen. Alle menselijke onderdanen van het door Jezus Christus geregeerde Koninkrijk zullen in de weg van rechtvaardigheid worden onderwezen. — Openbaring 20:12; Jesaja 26:9.

      Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat degenen die een ernstige fysieke handicap of mismaaktheid hebben, een lange tijdsperiode zullen moeten wachten totdat zij ten slotte van hun gebreken zijn genezen. Toen Jezus Christus hier op aarde was, genas hij de zieken en gekwelden ogenblikkelijk, door een wonder. Een aantal genezingen verrichtte hij van een afstand, terwijl de zieken hem niet zagen en hij niet rechtstreeks bij hen was (Matthéüs 8:5-13; 15:21-28; Lukas 7:1-10). Daarom kunnen ernstig gehandicapte personen, zoals iemand met één been of één arm, die leven wanneer het Koninkrijk alle aangelegenheden van de aarde begint te besturen, de hoop koesteren op Gods bestemde tijd ogenblikkelijk, op miraculeuze wijze genezen te worden. Het zal werkelijk wonderbaarlijk zijn te zien hoe blinden het gezicht terugkrijgen, doven weer kunnen horen en degenen die mismaakt, verminkt en misvormd zijn, gezond van lijf en leden worden!

      De mensen tot volledige lichamelijke en geestelijke volmaaktheid brengen, zal echter een geleidelijk proces zijn en zal de toepassing van Jezus’ zoenoffer en gehoorzaamheid aan de leiding van het Koninkrijksbestuur vereisen. Wat zal plaatsvinden, zou vergeleken kunnen worden met de revalidatie of het herstel van een invalide onder leiding van een bekwaam therapeut. In de loop van zijn oefening begaat de invalide misschien vele fouten, maar ten slotte bereikt hij wellicht het punt dat hij een nuttig leven kan leiden zonder van anderen afhankelijk te zijn. De vorderingen die hij maakt, hangen ervan af hoe hij op de hem geboden hulp reageert.

      EIGENSCHAPPEN VAN DEGENEN DOOR WIE DE ONVOLMAAKTE MENSEN WORDEN HERSTELD

      Jezus Christus bezit al de eigenschappen die nodig zijn om het mensengeslacht te herstellen. Daar hij als mens op aarde heeft geleefd, is hij persoonlijk bekend met de problemen waarmee onvolmaakte mensen te kampen hebben. Hoewel hij volmaakt was, heeft hij niettemin lijden en verdriet ondervonden, zozeer zelfs dat hij tranen heeft gestort. Het bijbelse verslag vertelt ons: „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees. Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden.” — Hebreeën 5:7, 8.

      Als gevolg van datgene wat Jezus Christus op aarde heeft doorgemaakt, kunnen wij het vertrouwen hebben dat hij een begrijpende regeerder zal zijn. Hij zal niet hardvochtig jegens zijn onderdanen handelen, want hij heeft zijn leven gewillig voor de mensheid afgelegd (1 Johannes 3:16). Bovendien zal Jezus, daar hij tevens de Hogepriester is, vol mededogen handelen om degenen die zijn leiding respecteren, van zonde te bevrijden. Hij zal niet ongeduldig met hen worden, noch maken dat zij zich gebroken voelen omdat zij een misstap hebben gedaan en derhalve niet op volmaakte wijze de persoonlijkheid van God weerspiegelen. Met betrekking tot Jezus’ priesterlijke dienst zegt Hebreeën 4:15, 16: „Wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die in alle opzichten evenals wij beproefd is, maar zonder zonde. Laten wij daarom met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en onverdiende goedheid mogen vinden tot hulp op de juiste tijd.”

      Terwijl de mensen tot volmaaktheid groeien, zullen zij nog steeds onopzettelijk zonden begaan. Maar door berouw te hebben en God door bemiddeling van hun Hogepriester Jezus Christus om vergeving te vragen, zullen zij vergiffenis ontvangen en verder geholpen worden hun zwakheden te overwinnen. In Openbaring 22:1, 2 worden de goddelijke voorzieningen voor leven en genezing afgeschilderd en daar wordt gesproken over „een rivier van water des levens, helder als kristal, die stroomde vanuit de troon van God en van het Lam over het midden van haar brede straat. En aan deze en aan gene zijde van de rivier stonden bomen des levens, die twaalf vruchtoogsten voortbrengen, elke maand hun vruchten opleverend. En de bladeren van de bomen waren tot genezing van de natiën”.

      Ook de mederegeerders van Jezus Christus hebben de benodigde eigenschappen om de mensheid te helpen. Deze mederegeerders omvatten zowel mannen als vrouwen die uit zeer uiteenlopende lagen van de bevolking afkomstig zijn (Galáten 3:28). Sommigen van hen hebben zich in het verleden schuldig gemaakt aan hoererij, overspel, homoseksualiteit, stelen, dronkenschap, afpersing en dergelijke. Maar zij hebben berouw gehad en zich omgekeerd en zijn een rein leven gaan leiden, tot lof en eer van God (1 Korinthiërs 6:9-11). Allen die te zamen met Jezus Christus koningen en priesters zullen zijn, moeten er tot aan hun dood blijk van geven dat zij rechtvaardigheid hebben liefgehad en beoefend en het slechte hebben gehaat, ja, zij moeten zich er op onzelfzuchtige wijze aan hebben gewijd het welzijn van hun medemensen te bevorderen. — Romeinen 12:9; Jakobus 1:27; 1 Johannes 3:15-17; Judas 23.

      Het is niet gemakkelijk voor hen geweest een reine positie voor het aangezicht van God te bewaren. Men heeft van alle kanten geweldige druk op hen uitgeoefend om hen de zelfzuchtige wegen van de wereld te doen aanvaarden. Velen hebben het hoofd moeten bieden aan druk van buitenaf in de vorm van smaad, fysieke mishandeling en algemene afkeer en spot. Over datgene wat zij dienden te verwachten, zei Jezus Christus tot hen: „Men [zal] u overleveren aan verdrukking en u doden, en gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn” (Matthéüs 24:9). Bovendien hebben zij gedurende hun gehele leven strijd moeten voeren tegen hun eigen zondige neigingen. Een van hen, de apostel Paulus, zei over zichzelf: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.” — 1 Korinthiërs 9:27.

      Dit lichaam van 144.000 koning-priesters kan de problemen waarmee de menselijke onderdanen van het Koninkrijk te kampen hebben, dus werkelijk begrijpen. Zijzelf hebben ermee te kampen gehad en hebben zich ondanks grote moeilijkheden loyaal jegens God betoond.

      IDEALE TOESTANDEN OP AARDE

      Ook op aarde zullen de toestanden ideaal zijn om mensen te helpen tot volmaaktheid te groeien. Alleen degenen die er blijk van hebben gegeven dat zij met een onverdeeld hart de goddelijke wil wensen te doen, zullen overblijven nadat het Koninkrijk zijn vijanden heeft vernietigd. Dit betekent dat de menselijke hebzucht en zelfzucht, die grotendeels verantwoordelijk zijn voor de vervuiling van het voedsel dat wij eten, het water dat wij drinken en de lucht die wij inademen, verdwenen zullen zijn. De overlevenden zullen niet door verdeeldheid brengende raciale en nationale barrières geteisterd worden. Verenigd in de aanbidding van Jehovah God zullen allen als broeders handelen en de vrede nastreven. Zelfs de wilde dieren zullen noch de mens noch zijn huisdieren schade berokkenen. De profetische woorden van Jesaja 11:6-9 zullen dan niet — zoals thans — slechts een geestelijke, maar ook een letterlijke vervulling hebben:

      „De wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.”

      Door middel van het Koninkrijksbestuur zal Jehovah God op een speciale wijze zijn aandacht op de mensen richten. Dit wordt afgeschilderd in een profetisch visioen dat in het bijbelboek Openbaring staat opgetekend. Nadat de uitoefening van de macht van het Koninkrijk met het neerdalen van het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel is vergeleken, vertelt het verslag ons: „[God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:2-4.

      Denkt u zich eens in wat dat betekent. Dit huidige leven met zijn smart en droefheid is beslist niet alles wat er is. De mensheid zal bevrijd worden van alle mentale, emotionele en fysieke pijn die het gevolg is van onvolmaaktheid. Mentale angst over onzekerheden of ernstige rampspoeden en gevaren zal iets zijn wat tot het verleden behoort. Neerslachtigheid en een gevoel van innerlijke leegte of van eenzaamheid, hetgeen gepaard gaat met emotionele pijn, zullen er niet meer zijn. Nooit zal er meer geschreeuw of gekerm worden gehoord als gevolg van hevige lichamelijke pijn. Er zullen geen bittere tranen meer in de ogen komen en langs de wangen stromen. Niemand zal ook maar enige reden hebben om uiting te geven aan droefheid. De mensen zullen naar lichaam en geest tot volmaaktheid zijn gebracht en zullen zich derhalve tot in alle eeuwigheid werkelijk in het leven verheugen. Zou u niet tot degenen willen behoren die deze van God afkomstige zegeningen zullen genieten?

  • Wat eeuwig leven op aarde ons biedt
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 17

      Wat eeuwig leven op aarde ons biedt

      HET is beslist iets wenselijks als men meer dan zeventig of tachtig jaar in een goede gezondheid en onder aangename omstandigheden zou kunnen leven. Geleerden zoeken reeds jarenlang naar wegen en middelen om het verouderingsproces en ziekte te bestrijden. Zij uiten dikwijls de mening dat een gemiddelde levensduur van honderd jaar een doel is waarnaar gestreefd dient te worden.

      De gedachte aan een nimmer eindigende levensduur schijnt echter niet dezelfde aantrekkingskracht te hebben. Veel mensen zijn geneigd als volgt te redeneren: ’Zonder ziekte, dood en een beetje zorgen zouden wij de waardering voor de goede dingen verliezen. Eeuwig leven op aarde zou saai zijn. Wij zouden niet meer weten wat wij doen moesten.’ Misschien hebt u mensen zulke gedachten horen uiten, maar denkt u er persoonlijk ook zo over? Ja, is een dergelijke redenering deugdelijk?

      Moeten wij bijvoorbeeld eerst ziek worden om een goede gezondheid niet als iets saais te gaan beschouwen? De mensen verliezen niet de vreugde in het leven omdat zij zich goed voelen. Zekerheid, een prettige omgeving, interessant en produktief werk, en gezond voedsel zijn geen dingen waardoor mensen levensmoe worden. Is het niet veeleer aan gebrek aan voedsel, een onprettige omgeving, moeilijkheden en wrijving toe te schrijven dat het leven onaangenaam wordt? Een man hoeft toch niet zijn ene hand af te hakken om de andere te waarderen, is het wel? Wij hoeven niet het slechte te ondervinden om het goede te kunnen genieten en waarderen.

      Leven in menselijke volmaaktheid wil niet zeggen dat iedereen alle dingen even goed en met dezelfde intense belangstelling zal doen. Wat de bijbel in het vooruitzicht stelt, is de belofte van leven zonder ziekte en dood (Openbaring 21:3, 4). Gezonde mensen in deze tijd zijn niet allen hetzelfde, dus waarom zou men dan de conclusie trekken dat mensen doordat zij naar lichaam en geest volmaakt zijn, vrijwel precies eender zouden zijn? De mensen zullen wat persoonlijkheid betreft nog steeds van elkaar verschillen. Zij zullen een verschillende voorkeur hebben voor werk, bouwen, huisdecoratie, tuinarchitectuur, eten en drinken, ontspanning, de schone kunsten en dergelijke. Hun persoonlijke smaak en voorkeur zullen sterk van invloed zijn op de kundigheden en terreinen van activiteit waarop zij zich zullen toeleggen.

      Maar is er voor de mensen op aarde werkelijk genoeg te doen om hen tot in alle eeuwigheid bezig te houden? Zou de toename in kennis ten slotte niet tot stilstand komen omdat wij alles gedaan zouden hebben?

      ER KAN VEEL GEDAAN WORDEN

      Ga uw eigen leven nu eens na. Bent u van mening dat uw capaciteiten ten volle worden benut of dat dit ooit het geval zal zijn? Hoeveel dingen zou u graag willen doen, dingen waartoe u zich in staat voelt, als u er maar de tijd en de benodigde middelen voor had?

      Misschien zou u graag een of ander talent ontwikkelen, op het gebied van muziek, schilderen, beeldhouwkunst of houtsnijkunst, of iets willen leren over houtbewerking, werktuigkunde, ontwerpen of architectuur, of misschien zou u geschiedenis, biologie, astronomie of wiskunde willen studeren, of het kweken van bepaalde planten of het fokken van viervoetige dieren, vogels of vissen ter hand willen nemen. Wellicht zou u graag reizen om nieuwe landen te leren kennen. Velen zouden graag niet slechts één, maar een aantal van deze dingen doen. Maar zelfs al beschikte u over de benodigde middelen, dan zou de tijd u eenvoudig niet toestaan al de dingen te doen die u graag zou willen doen.

      Is het bovendien niet zo dat u wegens beperkte tijd ook in zekere mate aan druk onderhevig bent om dingen klaar te krijgen? Zou het niet heerlijk zijn om dingen te doen zonder u gejaagd te voelen?

      Er bestaat weinig gevaar dat er eens niets meer te doen zal zijn. Ons tehuis, deze aarde, bezit zo’n grote verscheidenheid aan planten en dieren dat er een onbeperkte mogelijkheid is om nieuwe dingen te leren en onze verworven kennis te benutten. Er zijn vele geheimen die er gewoon op wachten ontdekt te worden. Denk eens aan: Er zijn meer dan 30.000 soorten vissen, ongeveer 3000 soorten amfibieën, ongeveer 5000 soorten zoogdieren en meer dan 9000 soorten vogels. Insekten, die het talrijkst zijn van alle levende schepselen op aarde, tellen meer dan 800.000 soorten. Geleerden geloven dat er misschien nog tussen de één en tien miljoen soorten ontdekt zullen worden. Hierbij komen nog de honderdduizenden verschillende plantesoorten.

      Hoevelen van ons kennen zelfs maar een fractie van de planten en dieren bij naam? Nog beperkter is onze kennis van de interessante bijzonderheden van het dieren- en planteleven en van de belangrijke rol die elk levende organisme met betrekking tot de instandhouding van het leven op aarde speelt. De mogelijkheid onze kennis uit te breiden, is oneindig groot.

      Misschien hebt u nog nooit gehoord van de tropische zoetwatervissen die als de cichliden bekendstaan. Toch merkte een geleerde over zijn studie van deze vissen op: „Cichliden zijn voor mij 14 jaar lang een boeiend studieobject geweest.” Denkt u zich eens in hoeveel jaren ervoor nodig zouden zijn om de duizenden dieren- en plantesoorten te bestuderen — en met werkelijk profijt.

      Neem bijvoorbeeld de bescheiden zeepok eens. Dit diertje bezorgt de mens heel wat last wanneer het zich aan scheepsrompen vasthecht. Zeepokken moeten van de schepen worden afgebikt, daar ze, wanneer ze zich in grote aantallen hebben vastgehecht, de snelheid van het schip aanzienlijk beïnvloeden, waardoor het brandstofverbruik wel 40 percent de hoogte in kan gaan. Men zou geneigd zijn te denken dat er weinig valt te leren van een diertje dat zich schijnbaar tot zo’n last maakt. Maar dat is niet zo.

      De kitsubstantie waarmee de zeepok zich vastzet, heeft een dikte van ongeveer 0,00076 mm. Toch heeft ze een kleefkracht van meer dan 492 kg per cm2. Dit is het dubbele van de kleefkracht van de epoxilijmen, die in de laatste jaren bij de bouw van ruimtevaartuigen zijn gebruikt. Onderzoekers hebben het zeepokcement aan een temperatuur van 350° Celsius blootgesteld, maar het is niet gesmolten; en bij 230° Celsius onder nul is het noch gebarsten noch afgebladerd. Zeepokcement bleek ook bestand te zijn tegen de meeste oplosmiddelen. De voortreffelijke eigenschappen ervan hebben onderzoekers ertoe gebracht te trachten een kunstmatig zeepokcement, een „Superkleefstof”, te vervaardigen.

      De kennis die de mens door zijn onderzoekingen verwerft, kan hem dus van nut zijn. Het is thans eenvoudig onmogelijk te weten wat hij nog allemaal van de levende schepselen op aarde kan „afkijken” of „nabootsen” of voor zijn doel kan aanwenden. Wat hij tot nu toe heeft geleerd, is genoeg om aan te tonen dat het reservoir van kennis nog nauwelijks is aangeboord.

      Zelfs op terreinen waarop de mens al heel wat heeft onderzocht, valt er nog veel te ontdekken. Een van de verbazingwekkende dingen bijvoorbeeld die door groene planten worden gedaan, is water en kooldioxyde in suiker omzetten. Dit proces, dat als fotosynthese bekendstaat, begrijpt de mens na twee eeuwen van onderzoek nog steeds niet. De plantenfysioloog L. C. Walker zei: „Indien het geheim werd ontvouwd, zou het de mens waarschijnlijk mogelijk zijn in een fabriek ter grootte van een doorsneeschoolgebouw zoveel voedsel te produceren dat daarmee de gehele wereld gevoed zou kunnen worden.”

      De gehele mensheid zou er geweldig veel voordeel van kunnen hebben als de mens meer over het plante- en dierenleven leerde. Door de onderlinge afhankelijkheid van levende organismen en hun behoeften te begrijpen, zou de mens het kunnen vermijden onwetend het evenwicht van het leven op aarde te verstoren. Nauwkeurige kennis zou hem helpen te vermijden zichzelf en andere levende organismen schade te berokkenen.

      Indien de mens de schadelijke gevolgen van DDT bijvoorbeeld volledig had begrepen en in overeenstemming met zijn kennis had gehandeld, zou wijdverbreide vervuiling vermeden hebben kunnen worden. Maar helaas heeft de mens DDT in het wilde weg gebruikt. Wat is het gevolg geweest? Dr. L. Tomatis van het internationale bureau voor kankeronderzoek in Frankrijk zegt: „Er is op aarde geen dier, geen water en geen grond meer die nog niet met DDT zijn besmet.” In sommige gevallen heeft de DDT zich dermate in het organisme van dieren en vogels opgehoopt dat ze eraan zijn gestorven. Ja, nauwkeurige kennis had deze tragische verontreiniging kunnen voorkomen.

      De mens zou ook nog meer over geluid, licht, chemische reacties, elektronica, mineralen en vele andere onbezielde dingen kunnen leren. Verder zijn de onmetelijke uitgestrektheden van de interplanetaire ruimte nog grotendeels niet geëxploreerd. Wat een terrein voor onderzoek! Het universum bevat miljarden melkwegstelsels of sterrenstelsels, en elk van deze melkwegstelsels kan miljarden sterren omvatten. — Psalm 8:3, 4.

      Wat ook niet over het hoofd gezien mag worden, is het feit dat zelfs zonder jarenlange studie de creativiteit en fantasie van de mens door de bezielde en onbezielde schepping aangewakkerd kunnen worden. De kleuren en vormen die onder planten, dieren en onbezielde dingen worden aangetroffen, zijn niet alleen een verrukking voor het oog, maar verschaffen ook een onuitputtelijke bron van ideeën voor de decoratieve kunst. Er is geen reden te vrezen dat de creativiteit van de mens eens niet meer gestimuleerd zou worden en dat het leven monotoon en oninteressant zou worden.

      Maar zelfs al zou er heel in de verte een mogelijkheid bestaan dat het punt bereikt zou worden dat de mens alles over de aarde en het leven daarop zou weten, zou dat op zich het leven dan saai maken? Beschouw het volgende eens: De mens nuttigt in een jaar wel meer dan duizend maaltijden. Een man van veertig heeft wellicht veel meer dan veertigduizend maaltijden genuttigd. Maar wordt het eten met het verstrijken van elk jaar saaier? Smaakt het eten iemand die veertigduizend maaltijden heeft genuttigd, soms minder goed dan degene die slechts de helft van dat aantal heeft genuttigd?

      Men kan zelfs ware vreugde putten uit iets dat zich herhaalt. Wie van ons verveelt het een zacht briesje in het gezicht te voelen waaien? Wie verveelt de aanraking van iemand die hij liefheeft, of wie krijgt genoeg van het gemurmel van een beekje, het klotsen van de golven tegen de kust, het getjilp of gezang van de vogels? Of wie verveelt het te kijken naar een schitterende zonsondergang, een kronkelende rivier, kristalheldere meren, neerstortende watervallen, malse groene weiden, door palmen omzoomde stranden of majestueuze bergen? En wie zou er genoeg van krijgen de zoete geur van bloemen in te ademen? — Vergelijk Hooglied 2:11-13.

      MOGELIJKHEDEN OM LIEFDE TOT UITDRUKKING TE BRENGEN

      Natuurlijk zou het eeuwige leven niet bevredigend en zinvol zijn als wij slechts zouden leren en het geleerde zouden toepassen. Wij mensen hebben van nature de behoefte om lief te hebben en geliefd te worden. Wanneer wij merken dat anderen ons nodig hebben, dat zij ons waarderen en liefhebben, willen wij graag blijven leven. Het verwarmt ons hart te weten dat anderen ons missen wanneer wij weg zijn en dat zij ernaar verlangen ons weer te zien. Omgang met familieleden en vrienden, die men liefheeft, is opbouwend en aanmoedigend. Het maakt ons gelukkig voor mensen die wij liefhebben, iets te kunnen doen en ons om hun welzijn te bekommeren.

      Eeuwig leven zou ons eindeloze mogelijkheden geven liefde tot uitdrukking te brengen en voordeel te trekken van de liefde van anderen. Ook zouden wij dan de benodigde tijd hebben onze medemensen te leren kennen, hun goede eigenschappen te leren waarderen en een diepe liefde voor hen te ontwikkelen. De bewoners der aarde zijn inderdaad heel verschillend — verschillend met betrekking tot hun persoonlijkheid, kleding, voorkeur voor voedsel, architectuur, muziek en andere kunsten. Het is niet voor te stellen hoeveel tijd het zou kosten om de miljarden mensen te leren kennen en waarderen en profijt te trekken van hun ervaring en talenten. Maar zou het geen vreugde zijn de gehele menselijke familie te kennen en elk lid ervan als een zeer dierbare vriend te kunnen aanvaarden?

      Datgene wat eeuwig leven op aarde ons zou kunnen bieden, is rijk en lonend. Hoe zouden wij ons ooit kunnen vervelen als er zoveel te leren valt en nuttig toegepast kan worden? Hoe zouden wij het ooit moe kunnen worden onbeperkt liefde jegens anderen tot uitdrukking te brengen? Dr. I. Lepp merkte in zijn boek Death and Its Mysteries (De dood en zijn mysteries) op:

      „Degenen die hebben ondervonden wat ware liefde en intellectuele prestatie is, weten heel goed dat zij nimmer een verzadigingspunt kunnen bereiken. De geleerde die al zijn tijd en energie aan onderzoek wijdt, weet dat hoe meer hij leert, hoe meer er te leren valt en hoe sterker zijn verlangen naar kennis wordt. Zo weten ook degenen die waarlijk liefhebben, dat de groei van hun liefde geen grenzen kent.”

      Maar wanneer zullen al die mogelijkheden die het eeuwige leven ons zal bieden, een realiteit worden? Wanneer zal Gods koninkrijk onder Christus dit mogelijk maken? En als wij zouden sterven voordat die tijd komt, bestaat er dan een mogelijkheid dat wij weer tot leven worden gebracht?

  • Waarom velen die thans leven, het vooruitzicht hebben nooit te hoeven sterven
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 18

      Waarom velen die thans leven, het vooruitzicht hebben nooit te hoeven sterven

      DE TIJD dat Gods koninkrijk alle aangelegenheden van de aarde gaat besturen, is nabij. Misschien zult ook u tot degenen behoren die de grootse zegeningen van dat koninkrijk deelachtig zullen worden. Dat is geen ongegronde bewering. Er is veel dat als bewijs daarvoor kan dienen, met inbegrip van bewijzen die u persoonlijk hebt gezien.

      Vele eeuwen geleden openbaarde Jehovah God de specifieke tijd waarop de heerschappij overgedragen zou worden aan degene die er door hem toe was bestemd de koning over de mensenwereld te zijn. Hij gebruikte daarbij symbolen en bracht een deel van de inlichtingen over door middel van een droom.

      Dat God zich van dergelijke communicatiemiddelen bediende om deze belangrijke inlichtingen aan mensen over te brengen, dient geen aanleiding tot twijfels te geven. Beschouw eens hoe de moderne mens thans inlichtingen overbrengt. Geheime boodschappen worden in code door het wereldruim gezonden. Daarna worden deze gecodeerde boodschappen door mensen of machines ontcijferd. Deze manier van het overbrengen van inlichtingen wordt met een bepaald doel aangewend. Daardoor blijft de betekenis van de inlichtingen voor onbevoegden verborgen.

      Zo heeft ook God zich niet zonder een bepaalde bedoeling van symboliek bediend. Slechts door middel van een ijverige studie kan men een dergelijke symboliek begrijpen. Maar veel mensen zijn niet bereid de tijd daarvoor te nemen, omdat zij geen werkelijke liefde voor God en de waarheid hebben. Daarom blijven de „heilige geheimen van het koninkrijk” voor hen verborgen. — Matthéüs 13:11-15.

      EEN PROFETISCHE DROOM UIT DE OUDHEID

      Een van die „heilige geheimen” is in het bijbelboek Daniël te vinden. Dat boek verschaft belangrijke inlichtingen voor het vaststellen van het tijdstip waarop de door God bestemde koning koninklijke autoriteit zou ontvangen. In het vierde hoofdstuk van dat boek vindt u een van God afkomstige droom verhaald die koning Nebukadnezar van Babylon had. Wat was de bedoeling van deze droom en zijn vervulling? Wij lezen in het verslag:

      „Dat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil en daarover zelfs de geringste der mensheid aanstelt.” — Daniël 4:17.

      De droom kwam in wezen op het volgende neer: Een reusachtige boom werd op bevel van een „heilige”, een engel, omgehakt. De stomp van de boom werd toen met banden omsloten om te verhinderen dat hij weer zou uitspruiten. Door banden omsloten moest hij „zeven tijden” te midden van het „gras van het veld” blijven staan. — Daniël 4:13-16.

      Wat betekende deze droom? De geïnspireerde verklaring die de profeet Daniël aan Nebukadnezar gaf, luidde als volgt:

      „De boom die gij aanschouwd hebt, . . . dat zijt gij, o koning, want gij zijt groot en sterk geworden, en uw grootheid is zeer toegenomen en heeft tot de hemel gereikt, en uw heerschappij tot het uiteinde der aarde.

      En omdat de koning een wachter aanschouwde, ja, een heilige, die uit de hemel neerdaalde, die ook zei: ’Hakt de boom om en verderft hem. Laat zijn wortelstomp evenwel in de aarde staan, maar met een band van ijzer en van koper, tussen het gras van het veld, en door de dauw van de hemel worde hij bevochtigd, en met de dieren van het veld zij zijn deel totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan’ — dit is de uitlegging, o koning, en het besluit van de Allerhoogste is het wat mijn heer de koning moet overkomen. En u zal men van onder de mensen verdrijven, en bij de dieren van het veld zal uw woning blijken te zijn, en de plantengroei zal men zelfs u te eten geven net als de stieren; en door de dauw van de hemel zult gijzelf bevochtigd worden, en zeven tijden zullen er over u voorbijgaan, totdat gij weet dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil.

      En omdat men zei de wortelstomp van de boom te laten staan: uw koninkrijk zal u behouden blijven nadat gij weet dat de hemel heerst.” — Daniël 4:20-26.

      Deze droom had dus een eerste vervulling ten aanzien van koning Nebukadnezar. Gedurende „zeven tijden” of zeven letterlijke jaren was Nebukadnezar krankzinnig. Zijn koninkrijk werd echter voor hem bewaard zodat hij, toen zijn verstand terugkeerde, zijn ambt als koning weer uitoefende. — Daniël 4:29-37.

      HET KONINGSCHAP VAN „DE GERINGSTE DER MENSHEID”

      Maar dit gedetailleerde verslag omtrent de omgehakte boom ging niet slechts ten aanzien van koning Nebukadnezar in vervulling. Hoe weten wij dit? Omdat, zoals in het visioen zelf wordt gezegd, de droom betrekking heeft op Gods koninkrijk en op de heerschappij van degene die door God daartoe is bestemd. En wie zou God voor het koningschap uitkiezen? Het antwoord dat koning Nebukadnezar kreeg, luidde: „De geringste der mensheid.” — Daniël 4:17.

      De geschiedkundige feiten bewijzen onloochenbaar dat geringheid of nederigheid geen eigenschap is die door menselijke politieke heersers aan de dag is gelegd. Menselijke regeringen en hun heersers hebben zichzelf verhoogd en zij hebben door de bloedige oorlogen die zij tegen elkaar hebben gevoerd, een beestachtig bericht opgebouwd. Het dient ons daarom niet te verbazen dat de bijbel onvolmaakte menselijke regeringen of koninkrijken met beesten vergelijkt en toont dat ze ten slotte allemaal hun heerschappij zullen verliezen (Daniël 7:2-8). Door wie ze vervangen zullen worden, blijkt uit de volgende woorden van de profeet Daniël, die in de bijbel zijn opgetekend:

      „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” — Daniël 7:13, 14.

      Degene die hier wordt beschreven, is niemand anders dan Jezus Christus, die in de Schrift niet alleen als de „Zoon des mensen” wordt aangeduid, maar ook als de „Koning der koningen en Heer der heren” (Matthéüs 25:31; Openbaring 19:16). Hij gaf zijn superieure positie in de hemel gewillig op en werd een mens, een „weinig lager dan engelen” (Hebreeën 2:9; Filippenzen 2:6-8). Als mens gaf Jezus Christus, hoewel hij tot het uiterste getart werd, er blijk van „zachtaardig en ootmoedig van hart” te zijn (Matthéüs 11:29). „Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt.” — 1 Petrus 2:23.

      De mensenwereld beschouwde Jezus Christus als van geen belang en weigerde hem de eer te geven die hem toekwam. De situatie was precies zoals door de profeet Jesaja was voorzegd: „Hij was veracht en werd gemeden door de mensen, een man bestemd voor smarten en om bekend te zijn met ziekte. En het was alsof men het aangezicht voor ons verborg. Hij was veracht, en wij achtten hem als van geen belang.” — Jesaja 53:3.

      Het lijdt geen twijfel dat Jezus aan de beschrijving van „de geringste der mensheid” beantwoordt. Derhalve moet de profetische droom over de omgehakte boom vooruitwijzen naar de tijd dat hij de heerschappij over de mensenwereld zou ontvangen. Dit zou aan het einde van „zeven tijden” geschieden. Hoe lang duren die „tijden”? Wanneer beginnen ze? Wanneer eindigen ze?

      DE DUUR VAN DE „ZEVEN TIJDEN”

      Meer dan zes eeuwen nadat Nebukadnezar zijn droom had, verscheen Jezus Christus op het toneel en verkondigde: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matthéüs 4:17). Hij kon dit zeggen omdat hij als de aangestelde maar nog niet regerende Koning aanwezig was. Maar destijds ontving hij niet het koningschap over de mensenwereld. Daarom gaf Jezus Christus bij een zekere gelegenheid, toen anderen ten onrechte meenden dat „het koninkrijk Gods zich ogenblikkelijk ging vertonen”, een illustratie om aan te tonen dat er nog een lange tijd zou verstrijken voordat hij zulk een koninklijke macht zou verkrijgen (Lukas 19:11-27). Het is derhalve duidelijk dat de „zeven tijden” in de grotere vervulling van Daniëls profetie niet slechts zeven jaren, maar vele eeuwen duren.

      De „zeven tijden” bedroegen 2520 dagen, ofte wel zeven profetische jaren van elk 360 dagen. Dit wordt door andere bijbelgedeelten, waarin over „tijden”, „maanden” en „dagen” wordt gesproken, bevestigd. In Openbaring 11:2 bijvoorbeeld wordt over een periode van „tweeënveertig maanden”, of drie en een half jaar, gesproken. In het daaropvolgende vers wordt dezelfde tijdsperiode als „duizend tweehonderd zestig dagen” beschreven. Als men 1260 dagen door 42 maanden deelt, komt men op 30 dagen voor elke maand. Een jaar van 12 maanden zou dus 360 dagen hebben. Hiervan uitgaande, bedroegen „zeven tijden” of zeven jaren 2520 dagen (7 x 360).

      Dat deze berekening juist is, wordt door Openbaring 12:6, 14 bevestigd, waar getoond wordt dat 1260 dagen overeenkomen met „een tijd en tijden en een halve tijd”, of ’drie en een halve tijd’ („drie-en-een-half jaar”, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Aangezien zeven het dubbele van drie en een half is, komen „zeven tijden” overeen met 2520 dagen (2 x 1260).

      Natuurlijk hebben de „zeven tijden” uit Daniëls profetie betrekking op een veel langere tijdsperiode dan slechts 2520 dagen van 24 uur, daar ze verband houden met de tijd waarop Jezus het koningschap over de mensenwereld ontvangt. Is er een mogelijkheid om de lengte van elk van deze „dagen” te weten te komen? Ja, de bijbelse formule voor profetische dagen luidt: „Een dag voor een jaar” (Numeri 14:34; Ezechiël 4:6). Wanneer wij deze formule op de „zeven tijden” toepassen, dan zien wij dat ze 2520 jaar bedragen.

      HET BEGIN VAN DE „ZEVEN TIJDEN”

      Nu wij weten hoe lang de „zeven tijden” duren, kunnen wij onderzoeken wanneer ze begonnen. Wederom richten wij onze aandacht op datgene wat er, als een vervulling van de profetische droom over de omgehakte boom, met Nebukadnezar gebeurde. Beschouw zijn situatie eens:

      Toen Nebukadnezar zijn verstand verloor, oefende hij wereldheerschappij uit, want Babylon was toentertijd de sterkste macht op aarde. In Nebukadnezars geval betekende het omhakken van de symbolische boom een tijdelijke onderbreking in zijn heerschappij als wereldsoeverein.

      Door datgene wat God in Nebukadnezars geval deed, werd alleen maar getoond dat het om heerschappij van de door God gekozen koning ging. Dat Nebukadnezar zijn troon gedurende „zeven tijden” verloor, moet derhalve symbolisch zijn geweest. Een symbool waarvan? Van een door God beschikte tijdelijke onderbreking in de uitoefening van de heerschappij of soevereiniteit, want in Nebukadnezars geval was het Jehovah God die toegelaten had dat hij wereldheerser werd en die hem daarna tijdelijk die positie ontnam, zoals de koning zelf toegaf (Daniël 4:34 tot 37). Wat Nebukadnezar derhalve overkwam, moet hebben afgebeeld dat een koninkrijk van God de soevereiniteit verloor. De boom zelf was derhalve een afbeelding van wereldheerschappij met betrekking tot de aarde.

      Eens was de regering die haar zetel in Jeruzalem had, een koninkrijk van God. Over de heersers uit het koninklijke geslacht van David werd gezegd dat zij op „Jehovah’s troon” zaten, en zij waren verplicht overeenkomstig zijn wet te regeren (1 Kronieken 29:23). Jeruzalem was daarom een symbool van Gods regeringszetel.

      Toen de Babyloniërs onder Nebukadnezar derhalve de stad Jeruzalem vernietigden en haar machtsgebied volledig werd verwoest, ging de wereldheerschappij in de handen van heidenen over zonder enige inmenging van een koninkrijk dat Jehovah’s soevereiniteit vertegenwoordigde. De Opperste Soeverein weerhield zich ervan op deze wijze zijn heerschappij uit te oefenen. Dat hij zich ervan weerhield soevereiniteit over de aarde uit te oefenen door een koninkrijk van hem, wordt door de banden, die om de wortelstomp van de boom werden gelegd, afgebeeld. Het „vertreden” van de stad Jeruzalem begon toen ze, als de hoofdstad waardoor de uitoefening van Jehovah’s regeringssoevereiniteit werd afgebeeld, vernietigd en volledig verwoest werd. Dat betekent derhalve dat de „zeven tijden” begonnen toen Nebukadnezar Jeruzalem vernietigde en het land Juda volledig verwoest werd. Wanneer gebeurde dat?

      Met behulp van de bijbel en de wereldlijke geschiedenis kan worden vastgesteld dat dit zich in het jaar 607 v.G.T. afspeelde.a Als bewijs kan het volgende worden aangevoerd:

      Wereldlijke geschiedschrijvers zijn het erover eens dat Babylon in het jaar 539 v.G.T. voor Cyrus de Pers viel. Deze datum wordt door alle beschikbare historische verslagen uit de oudheid bevestigd. De bijbel onthult dat Cyrus in het eerste jaar van zijn heerschappij een decreet uitvaardigde waardoor het de verbannen Israëlieten werd toegestaan naar Jeruzalem terug te keren en de tempel te herbouwen. Aangezien eerst Daríus de Meder korte tijd over Babylon regeerde, moet het eerste jaar van de regering van Cyrus met betrekking tot Babylon zich van 538 tot 537 v.G.T. hebben uitgestrekt (Daniël 5:30, 31). Wanneer men bedenkt dat de Israëlieten een flinke afstand moesten afleggen, moeten zij tegen de „zevende maand” van 537 v.G.T. (en niet 538 v.G.T.) weer in hun steden zijn geweest, waardoor de verwoesting van Jeruzalem en het land Juda ten einde was (Ezra 3:1, 6). Niettemin stonden zij nog steeds onder heidense heerschappij en daarom zeiden zij over zichzelf dat zij ’slaven in hun eigen land’ waren. — Nehemía 9:36, 37.

      Het bijbelboek Twee Kronieken (36:19-21) toont aan dat er vanaf de tijd dat Jeruzalem werd vernietigd en zijn machtsgebied werd verwoest tot aan het herstel zeventig jaar verstreken. Wij lezen:

      „Voorts verbrandde hij [Nebukadnezar] het huis van de ware God en brak de muur van Jeruzalem af; en al zijn woontorens verbrandden zij met vuur en ook al zijn begeerlijke voorwerpen, ten einde verderf te stichten. Bovendien voerde hij de overgeblevenen van het zwaard gevankelijk naar Babylon, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, totdat het koninklijk huis van Perzië de heerschappij verkreeg — om Jehovah’s woord bij monde van Jeremia te vervullen, totdat het land zijn sabbatten had afbetaald. Al de dagen dat het woest lag, hield het sabbat, om zeventig jaar vol te maken.”

      Wanneer men van het jaar 537 v.G.T., het jaar waarin de Israëlieten in hun steden terugkeerden, zeventig jaar terugrekent, komt men op het jaar 607 v.G.T. In dat jaar begonnen de heidense natiën derhalve Jeruzalem, als een symbool van Gods regeringszetel, te vertreden.

      HET EINDE VAN DE „ZEVEN TIJDEN”

      Jezus Christus maakte gewag van dit vertreden van Jeruzalem toen hij tot zijn discipelen zei: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Lukas 21:24). Die „bestemde tijden” zouden 2520 jaar na 607 v.G.T. eindigen. Dat zou in het jaar 1914 G.T. zijn. Hield het vertreden van Jeruzalem toen op?

      In de aardse stad Jeruzalem werd in 1914 G.T. weliswaar geen koning uit het koninklijke geslacht van David op de troon geplaatst. Maar dat was ook niet te verwachten. Waarom niet? De aardse stad Jeruzalem was in Gods ogen geen heilige stad meer. Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen op de wijze waarop een hen haar broedsel van kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gijlieden hebt het niet gewild! Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten” (Lukas 13:34, 35). Bovendien is het koninkrijk in de handen van Jezus Christus geen aardse regering met Jeruzalem of een andere stad als hoofdstad. Het is een hemels koninkrijk.

      Derhalve geschiedde datgene wat in het jaar 1914 G.T. als een vervulling van Openbaring 11:15 gebeurde, in de onzichtbare hemel: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid.” Wat door Jeruzalem werd gesymboliseerd, namelijk de met goddelijke goedkeuring heersende Messiaanse regering, zou dan niet langer vertreden worden. Wederom was er een koning uit de Davidische dynastie die, krachtens goddelijke aanstelling, heerschappij over de aangelegenheden van de mensheid uitoefende. De zichtbare gebeurtenissen die sinds 1914 G.T. als een vervulling van bijbelse profetieën hier op aarde hebben plaatsgevonden, bewijzen dat dit zo is.

      Een van deze profetieën is in het zesde hoofdstuk van het bijbelboek Openbaring te vinden. Daar wordt in symbolische bewoordingen beschreven hoe Jezus Christus koninklijke autoriteit ontvangt en welke gebeurtenissen zich daarna voordoen.

      Hoe Jezus het koningschap ontvangt, wordt in het verslag als volgt beschreven: „Zie! een wit paard; en die erop zat, had een boog; en hem werd een kroon gegeven, en hij trok er op uit, overwinnende en om zijn overwinning te voltooien” (Openbaring 6:2). Verderop in het boek Openbaring wordt de ruiter op dat paard onmiskenbaar geïdentificeerd, want daar lezen wij: „Zie! een wit paard. En degene die erop zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid. . . . En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.” — Openbaring 19:11-16.

      Over datgene wat hier op aarde zou geschieden nadat Jezus de „kroon” van het actieve koningschap over de mensenwereld had ontvangen, lezen wij vervolgens in Openbaring, hoofdstuk 6:

      „Er kwam een ander te voorschijn, een vuriggekleurd paard; en hem die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, zodat zij elkaar zouden afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven. En toen hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde levende schepsel zeggen: ’Kom!’ En ik zag, en zie! een zwart paard; en die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. . . . En toen hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde levende schepsel zeggen: ’Kom!’ En ik zag, en zie! een vaal paard; en die erop zat, droeg de naam Dood. En Hades volgde hem op de voet. En hun werd autoriteit gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met een lang zwaard en met voedseltekorten en met dodelijke plagen en door de wilde beesten van de aarde.” — Vs. 4-8.

      Zijn deze woorden niet in vervulling gegaan? Heeft sinds 1914 het zwaard van oorlogen op wereldomvattende schaal niet gewoed? Zeer beslist! In de Eerste Wereldoorlog kwamen meer mensen om het leven dan ooit tevoren in een oorlog. Meer dan 9 miljoen strijders sneuvelden of stierven ten gevolge van andere oorzaken. Ook de verliezen onder de burgerbevolking als direct of indirect gevolg van de oorlog liepen in de miljoenen. De Tweede Wereldoorlog eiste nog meer mensenlevens. Het aantal slachtoffers onder de strijdende troepen en onder de burgerbevolking bedroeg naar schatting 55 miljoen.

      Werd de aarde niet door voedseltekorten, afgebeeld door een zwart paard, geteisterd? Ja, in veel gebieden van Europa heerste tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarna hongersnood. In Rusland stierven miljoenen mensen de hongerdood. Na de Tweede Wereldoorlog kwam wat The World Book Encyclopedia (1973) als „de grootste wereldomvattende hongersnood in de geschiedenis” beschreef. En thans staan wij voor het grimmige feit dat één op elke drie aardbewoners hetzij ondervoed is of langzaam verhongert.

      Ook dodelijke plagen eisten hun tol. Zo stierven gedurende 1918/19 in slechts enkele maanden alleen al aan de Spaanse griep ongeveer 20.000.000 mensen. Tot op dat tijdstip was er nog nooit een catastrofe geweest die zoveel mensenlevens had geëist.

      Deze gebeurtenissen waren te opvallend om onopgemerkt te blijven. J. Carter zegt in zijn boek 1918 Year of Crisis, Year of Change: „In die herfst [van 1918] hoopten zich de verschrikkingen op, want drie van de vier apocalyptische ruiters — oorlog, honger en pestilentiën — waren inderdaad onderweg.” Tot op deze dag zijn de symbolische ruiters niet van hun paard gestegen.

      Er zijn dus zichtbare bewijzen voor dat de banden die om de symbolische wortelstomp van de boom uit Nebukadnezars droom waren gelegd, om te verhinderen dat hij uitsproot, in 1914 G.T. werden verwijderd. Jehovah God begon door middel van het koninkrijk van zijn Zoon, de Heer Jezus Christus, autoriteit uit te oefenen. Maar waarom zijn de toestanden op aarde daardoor niet verbeterd? Waarom is de tijd waarin Christus de autoriteit heeft gekregen om over de mensheid te regeren, een tijd van benauwdheid geweest?

      Dit komt doordat Satan de Duivel tegen het door Christus geregeerde koninkrijk Gods is. Toen dit koninkrijk de autoriteit kreeg om over de mensheid te regeren, streed Satan ertegen. Maar hij verloor de strijd en werd met zijn demonen uit de heilige hemel geworpen. In woede ontstoken, stichten hij en zijn demonen zoveel mogelijk onheil onder de mensen om iedereen en alles te gronde te richten. Daarom vervolgt het bijbelse verslag de beschrijving van de oorlog in de hemel en de afloop ervan, met de woorden: „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.” — Openbaring 12:7 tot 12.

      Hoe kort is die tijdsperiode die de tegenstander van het Koninkrijk nog rest? Jezus Christus onthulde dat de tijd van zijn komst in Koninkrijksheerlijkheid en de verwijdering van het goddeloze samenstel van dingen zou vallen binnen de levensduur van één mensengeslacht. Hij zei: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden.” — Matthéüs 24:3-42.

      Daarom moeten sommigen van het geslacht dat in 1914 G.T. leefde, tot degenen behoren die de voltooiing van Jezus’ overwinning en de tijd dat hij alle aangelegenheden der aarde zal besturen, meemaken. Dat betekent ook dat velen die thans leven, het vooruitzicht hebben nooit te hoeven sterven. Hoe dat zo?

      WAAROM VELEN DIE THANS LEVEN, NIET HOEVEN TE STERVEN

      De Koning Jezus Christus zal, wanneer hij zijn overwinning voltooit, slechts tegen diegenen optreden die weigeren zich aan zijn heerschappij te onderwerpen. Toen de apostel Paulus medegelovigen die vervolgd werden, wilde vertroosten, schreef hij onder inspiratie: „Het [is] van Gods zijde rechtvaardig . . . verdrukking te vergelden aan hen die voor u verdrukking veroorzaken, maar aan u die verdrukking lijdt, verlichting te zamen met ons bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan, ver van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte.” — 2 Thessalonicenzen 1:6-9.

      Stellig weigeren niet alle mensen de autoriteit van God te „kennen”, dat wil zeggen in hun leven te erkennen. Niet allen zijn het ’goede nieuws omtrent Jezus Christus’ ongehoorzaam. Er is een groep christenen — al zijn het er in vergelijking met de wereldbevolking slechts weinigen — die er ijverig moeite voor doen zich toegewijde dienstknechten van God en loyale discipelen van Jezus Christus te betonen. Degenen die op de dag waarop het goddelijk oordeel wordt voltrokken, exclusief aan Jehovah God toegewijd zijn, kunnen ervan verzekerd zijn dat zij niet door dat oordeel weggevaagd zullen worden. De bijbel zegt:

      „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God, en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel, en hij die op de troon is gezeten, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen geen honger of dorst meer lijden, ook zal de zon hen niet fel beschijnen noch enige verschroeiende hitte hen treffen, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.” — Openbaring 7:14-17.

      De grote schare overlevenden van de „verdrukking” heeft niet de dood, maar het leven in het vooruitzicht. Het „Lam”, dat wil zeggen de Heer Jezus Christus, zal hen naar „bronnen van wateren des levens” leiden. Dat zal geen leven voor slechts zeventig of tachtig jaar zijn, maar eeuwig leven. Hij zal de voordelen van zijn zonden-verzoenende slachtoffer ten behoeve van hen aanwenden, zodat zij van de zonde en haar doodaanbrengende gevolgen worden bevrijd. Wanneer zij zich gehoorzaam betonen en zijn hulp aanvaarden, zullen zij tot menselijke volmaaktheid geraken en niet meer hoeven te sterven.

      Satan en zijn demonenhorden zullen hun vooruitgang niet kunnen belemmeren. Nadat het aardse goddeloze samenstel van dingen in de „grote verdrukking” zijn einde heeft gevonden, zal Satan voor duizend jaar in de afgrond worden geworpen. De bijbel beschrijft deze gebeurtenis in symbolische taal als volgt: „Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand. En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren. En hij slingerde hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden” (Openbaring 20:1-3). Daar Satan en zijn demonen dan als dood zullen zijn, zullen zij onder de mensen geen onheil meer kunnen stichten.

      De bijbel toont duidelijk aan dat het geslacht dat in 1914 G.T. leefde, het geslacht is dat ook het aanbreken van de tijd zal meemaken waarin het Koninkrijk zonder inmenging van Satan zijn heerschappij zal uitoefenen. Daarom hebben velen die thans leven, het vooruitzicht nooit te hoeven sterven. Zij zullen de vernietiging van het huidige goddeloze samenstel overleven en zullen daarna geleidelijk aan van zonde worden bevrijd en tot menselijke volmaaktheid worden gebracht. Als zondeloze mensen hoeven zij dan het loon van de zonde — de dood — niet te betalen. — Romeinen 6:23.

      Daarom is het dringend noodzakelijk dat u zich aan de zijde van de Koning Jezus Christus stelt — voor zover u dit niet reeds hebt gedaan — en nu een leven als een van zijn loyale onderdanen leidt. Jehovah’s christelijke getuigen trachten zo te leven en zij willen graag anderen helpen hetzelfde te doen.

      [Voetnoten]

      a Over het algemeen geven moderne wereldlijke geschiedschrijvers niet het jaar 607 v.G.T. als datum voor deze gebeurtenis, maar zij zijn aangewezen op de geschriften van personen die eeuwen na deze gebeurtenis hebben geleefd. De bijbel daarentegen bevat het verslag van ooggetuigen en vermeldt factoren die door wereldlijke schrijvers worden genegeerd. Bovendien wordt de datum door datgene wat zich aan het einde van de „zeven tijden” als een vervulling van de bijbelse profetie heeft voorgedaan, zonder twijfel bevestigd. De redenen waarom de chronologische gegevens in de bijbel betrouwbaarder zijn dan die van de wereldlijke geschiedenis, vindt men in het boek Aid to Bible Understanding, blz. 322-348.

  • Miljarden gestorvenen zullen spoedig weer leven
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 19

      Miljarden gestorvenen zullen spoedig weer leven

      HET door Jezus Christus en zijn 144.000 mederegeerders uitgeoefende Koninkrijksbestuur zal inderdaad grootse zegeningen op de overlevenden van de „grote verdrukking” doen neerdalen. Dan zal men zich de schadelijke gevolgen van de zonde waarin Adam zichzelf en zijn ongeboren nakomelingen heeft gestort, niet meer op zulk een wijze herinneren dat men mentaal en emotioneel daaronder zou lijden. De geïnspireerde woorden van de profeet Jesaja bevatten de belofte: „De vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen.” — Jesaja 65:17.

      Wil dit het geval zijn, dan moeten smart en leed, die uit de doodaanbrengende gevolgen van de zonde voortvloeien, volledig teniet worden gedaan. Dit zou inhouden dat miljarden gestorvenen tot leven opgewekt moeten worden. Waarom?

      Welnu, stel dat u de „grote verdrukking” zou overleven, zou u dan werkelijk gelukkig zijn als u zou weten dat geliefde vrienden en familieleden die in voorbijgegane jaren waren gestorven, zich niet onder de levenden bevonden en derhalve van de zegeningen van het leven verstoken waren? Zou dit u geen leed berokkenen? Om elke mogelijkheid van zulk een leed weg te nemen, moeten de doden worden opgewekt. De schadelijke gevolgen van de zonde zullen slechts dan volledig zijn uitgewist wanneer de doden tot leven zijn gebracht en zij geholpen worden naar lichaam en geest tot volmaaktheid te geraken.

      De Schrift verzekert ons dat de meesten der gestorvenen weer zullen leven. Zij zullen in de gelegenheid worden gesteld langer te leven dan de korte levensduur die zij hadden voordat zij stierven. Jehovah God heeft zijn Zoon Jezus Christus ertoe gemachtigd de doden op te wekken (Johannes 5:26-28). Dat Jezus deze volmacht bezit, is in overeenstemming met het feit dat hij in de bijbel profetisch de „Eeuwige Vader” wordt genoemd (Jesaja 9:6). Door degenen die in de dood slapen, op te wekken, wordt Jezus hun Vader. — Vergelijk Psalm 45:16.

      DE BASIS VOOR DIT GELOOF

      Iemand die in het bestaan van God gelooft, dient het niet moeilijk te vinden een vast geloof in de opstanding te hebben. Is het niet redelijk aan te nemen dat Degene die het menselijke leven oorspronkelijk een begin heeft gegeven, ook de wijsheid bezit die nodig is om de doden weer tot leven te brengen, mensen die gestorven zijn, te herscheppen? Jehovah God heeft persoonlijk beloofd dat de doden weer zullen leven. Hij heeft ook krachtige werken verricht, die ons vertrouwen in zijn belofte versterken.

      Jehovah God machtigde sommigen van zijn getrouwe dienstknechten ertoe doden op te wekken. In Sarfath, niet ver van de oostkust van de Middellandse Zee vandaan, wekte de profeet Elia de enige zoon van een weduwe uit de doden op (1 Koningen 17:21-23). Zijn opvolger Elisa wekte de enige zoon van een prominente, gastvrije vrouw in Sunem, in het noordelijke gebied van Israël, op (2 Koningen 4:8, 32-37). Door Jezus Christus werden opgewekt: het dochtertje van Jaïrus, een presiderende dienaar van een synagoge in de nabijheid van de Zee van Galiléa, de enige zoon van een weduwe in Naïn, een plaats ten zuidwesten van de Zee van Galiléa, en zijn geliefde vriend Lazarus, die reeds vier dagen dood was en niet ver van Jeruzalem was begraven (Markus 5:22, 35, 41-43; Lukas 7:11-17; Johannes 11:38-45). In Joppe, een plaats aan de kust van de Middellandse Zee, wekte de apostel Petrus Dorkas (Tabitha) uit de doden op (Handelingen 9:36-42). En tijdens een kort oponthoud in de Romeinse provincie Asia wekte de apostel Paulus Eútychus op, die uit een venster op de derde verdieping was gevallen en daarbij was omgekomen. — Handelingen 20:7-12.

      De opmerkelijkste opstanding was die van Jezus Christus zelf. Deze goed gestaafde historische gebeurtenis vormt het sterkste bewijs dat er een opstanding is. Op dit feit wees de apostel Paulus zijn toehoorders, die zich op de Areópagus in Athene hadden verzameld, met de woorden: „Hij [God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt.” — Handelingen 17:31.

      Jezus’ opstanding was een feit dat zo goed gewaarborgd was dat er niet de geringste twijfel over bestond. Ze kon door veel meer dan door slechts twee of drie getuigen bevestigd worden. Bij één gelegenheid verscheen de opgestane Jezus Christus zelfs aan meer dan vijfhonderd discipelen. Zijn opstanding was zo goed bekrachtigd dat de apostel Paulus kon zeggen dat wie de opstanding loochende, het gehele christelijke geloof loochende. Hij schreef: „Indien er werkelijk geen opstanding van de doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. Maar indien Christus niet is opgewekt, is onze prediking stellig vergeefs, en ons geloof is vergeefs. Dan blijken wij bovendien valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd dat hij de Christus heeft opgewekt, die hij echter niet opgewekt heeft indien de doden werkelijk niet worden opgewekt.” — 1 Korinthiërs 15:13-15.

      De eerste christenen, tot wie ook de apostel Paulus behoorde, wisten met zekerheid dat Jezus uit de doden was opgewekt. Zij waren er zo vast van overtuigd in de opstanding beloond te worden, dat zij bereid waren zware vervolging, ja zelfs de dood, onder de ogen te zien.

      OPSTANDING TOT GEESTELIJK LEVEN

      De opstanding van Jezus Christus toont aan dat het opwekken van de doden niet betekent dat precies hetzelfde lichaam tot leven wordt teruggebracht. Jezus werd niet tot menselijk, maar tot geestelijk leven opgewekt. Daarover schreef de apostel Petrus: „Immers, ook Christus is eens voor altijd gestorven betreffende zonden, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, om u tot God te leiden, hij, ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt in de geest” (1 Petrus 3:18). Jezus kreeg bij zijn opstanding geen lichaam van vlees en bloed, maar een lichaam dat geschikt was voor het hemelse leven. — 1 Korinthiërs 15:40, 50.

      Dat geestelijke lichaam was natuurlijk onzichtbaar voor menselijke ogen. Opdat zijn discipelen hem na zijn opstanding konden zien, moest Jezus dus een menselijk lichaam aannemen. Hierbij valt op te merken dat Jezus niet met zijn kleren aan werd begraven, maar dat zijn lichaam in windsels van fijn linnen werd gewikkeld. Na zijn opstanding lagen de windsels in het graf. Evenals Jezus dus kleding moest materialiseren, nam hij ook een menselijk lichaam aan om zichtbaar te zijn voor zijn discipelen (Lukas 23:53; Johannes 19:40; 20:6, 7). Merkwaardig? Neen, dit was precies hetzelfde als wat vóór die tijd engelen hadden gedaan wanneer zij aan mensen verschenen. Het feit dat Jezus een menselijk lichaam aannam, verklaart waarom zijn discipelen hem niet altijd direct herkenden en waarom hij plotseling kon verschijnen en verdwijnen. — Lukas 24:15-31; Johannes 20:13-16, 20.

      Slechts de 144.000 medeërfgenamen van Jezus Christus, die met hem zullen regeren, zullen eenzelfde opstanding als hij ervaren. Over de opstanding tot geestelijk leven vertelt de bijbel ons:

      „Wat gij zaait, wordt niet levend gemaakt tenzij het eerst sterft; en aangaande wat gij zaait, gij zaait niet het lichaam dat zich zal ontwikkelen, maar louter een korrel, misschien van tarwe of een van de overige graansoorten; maar God geeft er een lichaam aan zoals het hem heeft behaagd, en aan elk van de zaden zijn eigen lichaam. . . .

      Zo is het ook met de opstanding der doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid. Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Het wordt gezaaid als een fysiek lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam. Indien er een fysiek lichaam is, dan is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’ De laatste Adam werd een levengevende geest. Niettemin is dat wat geestelijk is niet het eerst, maar dat wat fysiek is, daarna dat wat geestelijk is. De eerste mens is uit de aarde en van stof gemaakt; de tweede mens is uit de hemel. Zoals hij is die van stof gemaakt is, zo zijn ook zij die van stof gemaakt zijn; en zoals de hemelse is, zo zijn ook zij die hemels zijn. En evenals wij het beeld hebben gedragen van degene die van stof gemaakt is, zo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen.” — 1 Korinthiërs 15:36-49.

      OPSTANDING TOT LEVEN OP AARDE

      Maar hoe staat het met degenen die, in tegenstelling tot Jezus Christus en zijn 144.000 mederegeerders, tot aards leven worden opgewekt? Zal God, daar zij ’tot het stof zijn teruggekeerd’, alle atomen die eens hun lichaam hebben gevormd, weer bijeen moeten brengen, zodat hun lichaam in elk opzicht hetzelfde zal zijn als op het moment van hun dood?

      Neen, dat kan eenvoudig niet. Waarom niet? Allereerst omdat dit zou betekenen dat zij tot leven teruggebracht zouden worden in een toestand waarin zij zich op de rand van de dood bevinden. Personen die in het verleden uit de doden werden opgewekt, werden niet in de zieke toestand opgewekt waarin zij zich vóór hun dood bevonden. Hoewel zij ten tijde van hun opstanding niet volmaakt waren, hadden zij een gaaf, redelijk gezond lichaam.

      Bovendien zou het niet redelijk zijn erop te willen staan dat precies dezelfde atomen bijeengebracht moeten worden om het lichaam dat iemand in de opstanding krijgt, te vormen. Na de dood gaat het menselijke lichaam tot ontbinding over en wordt daarbij in andere organische en anorganische stoffen omgezet. Deze kunnen door planten opgenomen worden, waarna mensen deze planten of hun vruchten misschien eten. Zo komen de atomen waaruit het lichaam van de gestorvene was samengesteld, ten slotte in het organisme van andere mensen. Het ligt dus voor de hand dat bij de opstanding niet voor iedere persoon die uit de doden wordt teruggebracht, dezelfde atomen gebruikt kunnen worden waaruit die persoon vroeger bestond.

      Wat betekent de opstanding dan voor de individuele persoon? Ze betekent dat hij als dezelfde persoon tot leven wordt teruggebracht. En wat maakt iemand tot de persoon die hij is? Zijn dat soms de chemische elementen van zijn lichaam? Neen, want de moleculen van zijn lichaam worden geregeld vervangen. Wat hem werkelijk van andere mensen onderscheidt, is zijn algemene uiterlijke verschijning, zijn stem, zijn persoonlijkheid, zijn levenservaring, zijn mentale groei en zijn geheugen. Wanneer Jehovah God iemand dus door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus uit de doden opwekt, zal hij hem klaarblijkelijk een lichaam geven met dezelfde karakteristieke trekken die hij vroeger had. De uit de doden opgewekte persoon zal een geheugen hebben waarin alle inlichtingen zijn gegrift die hij er tijdens zijn leven in heeft opgeslagen en hij zal zich ook volledig bewust zijn van dat geheugen. De persoon zal weten wie hij is, en anderen die hem hebben gekend, zullen hem weer herkennen.

      Maar misschien zal iemand zeggen: „Als een mens op deze wijze wordt herschapen, is hij dan werkelijk dezelfde persoon als vroeger? Is hij niet slechts een evenbeeld?” Neen, want wie zo redeneert, ziet het reeds genoemde feit over het hoofd dat zelfs tijdens het leven ons lichaam aan een voortdurende verandering onderworpen is. Ongeveer zeven jaar geleden werd ons lichaam door andere moleculen gevormd als thans. Wij zien er thans zelfs anders uit dan jaren geleden. Maar zijn onze vingerafdrukken niet nog steeds hetzelfde? Zijn wij niet nog steeds dezelfde persoon? Zeer beslist.

      Degenen voor wie de opstanding bijna ongelofelijk schijnt, dienen eens na te denken over een proces dat net zo wonderbaarlijk is, namelijk het proces dat zich bij de verwekking van een kind afspeelt. De nietige cel die door de vereniging van het sperma en het eitje ontstaat, bergt de mogelijkheid in zich een mens te worden die zich van alle mensen die ooit hebben geleefd, onderscheidt. In deze cel zijn de factoren aanwezig die het ontstaan van deze nieuwe mens en de ontwikkeling van de fundamentele persoonlijkheidstrekken die hij van zijn ouders heeft geërfd, besturen. Door de ervaringen die deze mens vervolgens in zijn leven opdoet, ontwikkelt zijn persoonlijkheid zich natuurlijk verder. Wat bij de opstanding of het herscheppen van een gestorvene gebeurt, komt overeen met wat er bij de verwekking gebeurt. Hij krijgt zijn persoonlijkheid en het tijdens zijn leven opgebouwde patroon terug. Elke cel van zijn lichaam bevat de karakteristieke trekken waardoor hij zich van alle andere personen onderscheidt. En in zijn hart, geest en lichaam zullen de aanvullende eigenschappen, karakteristieke trekken en bekwaamheden worden geprent die hij tijdens zijn vroegere leven had ontwikkeld.

      Over de Schepper merkte de geïnspireerde psalmist op: „Uw ogen zagen zelfs het embryo van mij, en in uw boek waren alle delen ervan beschreven, met betrekking tot de dagen dat ze werden gevormd en nog niet één onder ze er was” (Psalm 139:16). Zodra bij de verwekking de genetische combinaties worden gevormd, kan Jehovah God derhalve de fundamentele eigenschappen van een kind waarnemen en deze „boekstaven”. Logischerwijs bezit hij dus een nauwkeurig bericht van een persoon en kan hij een gestorvene op grond daarvan herscheppen.

      Wij kunnen vertrouwen stellen in Jehovah’s volmaakte geheugen. Zelfs onvolmaakte mensen kunnen beeld en stem van personen op een videoband vastleggen en ze dan later weergeven. Gods vermogen om zulke dingen in herinnering te houden, is veel groter, want hij noemt zelfs de talloze sterren bij hun naam! — Psalm 147:4.

      De opstanding of herschepping blijkt derhalve mogelijk te zijn omdat de gestorvene in Gods herinnering leeft. Omdat Jehovah God zich op volmaakte wijze levenspatronen kan herinneren en het zijn voornemen is de doden op te wekken, waren gestorven mannen des geloofs zoals Abraham, Isaäk en Jakob in zijn ogen levend. Hierop vestigde Jezus Christus de aandacht van de ongelovige Sadduceeën, toen hij zei: „Dat de doden worden opgewekt, heeft zelfs Mozes onthuld in het bericht over het doornbos, wanneer hij Jehovah ’de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob’ noemt. Hij is geen God van de doden, maar van de levenden, want voor hem leven zij allen.” — Lukas 20:37, 38.

      Er bestaat werkelijk voldoende basis om in de opstanding of herschepping te geloven. Sommigen zullen het denkbeeld weliswaar verwerpen. Maar zou u beter af zijn wanneer u uw ogen en geest voor de bewijzen zou sluiten en zou weigeren in de opstanding te geloven? Zou het u dan gemakkelijker vallen een familielid of vriend, van wie u houdt, door de dood te verliezen? Zou u er beter op voorbereid zijn het grimmige vooruitzicht van uw eigen dood onder de ogen te zien?

      Te weten dat dit leven niet alles is wat er is, bevrijdt ons van de vrees vroegtijdig een gewelddadige dood te moeten sterven. Deze vrees is door Satan de Duivel uitgebuit om de mensen in slavernij te houden en hen er door bemiddeling van zijn aardse werktuigen toe te brengen zijn wil te doen (Matthéüs 10:28; Hebreeën 2:14, 15). Veel mensen hebben uit vrees dat zij ter dood gebracht zouden kunnen worden, nagelaten de stem van hun geweten te volgen en hebben laffe misdaden tegen de mensheid begaan, zoals in de concentratiekampen van nazi-Duitsland is gebeurd.

      Degene echter die een krachtig geloof in de opstanding heeft, wordt gesterkt in zijn vaste besluit het juiste te doen, ook al zou dat de dood voor hem kunnen betekenen. Voor hem is het leven dat hij na de opstanding zal krijgen, veel kostbaarder dan de weinige jaren die hij thans nog zou kunnen leven. Hij wenst het vooruitzicht dat hij heeft om eeuwig leven te verwerven, niet in de waagschaal te stellen voor iets wat, in vergelijking daarmee, nauwelijks een verlenging van zijn leven genoemd zou kunnen worden. Hij is gelijk de mannen uit de oudheid, over wie in het bijbelboek Hebreeën wordt bericht: „[Zij] werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of andere losprijs [een of ander compromis ten aanzien van wat juist is] wilden aanvaarden, opdat zij tot een betere opstanding mochten geraken.” — Hebreeën 11:35.

      Degenen die vertrouwen stellen in Gods belofte dat hij de doden zal opwekken, zijn beslist veel beter af dan degenen die de opstandingshoop niet bezitten. Zij kunnen de toekomst onbevreesd tegemoet zien.

      Het getuigenis van de bijbel toont aan dat dit samenstel spoedig, binnen dit geslacht, zal eindigen en vervangen zal worden door een rechtvaardig bestuur in de handen van Jezus Christus en zijn mederegeerders. Daarom zullen miljarden gestorvenen spoedig weer leven en onder de zegeningen van de Koninkrijksheerschappij komen. Wat een intense vreugde zal het voor de overlevenden van de „verdrukking” zijn, de doden welkom te heten! Denk u eens in hoe gelukkig u zult zijn weer het aanmoedigende gezelschap van geliefde vrienden en familieleden te kunnen genieten, hun vertrouwde stem te horen en te zien dat zij gezond zijn!

      Wat voor uitwerking dient dit op u te hebben? Dient het u er niet toe te bewegen God te danken voor de schitterende hoop dat de doden zullen opstaan? Dient uw dankbaarheid u er niet toe te bewegen alles te doen wat in uw vermogen ligt om God te leren kennen en hem vervolgens getrouw te dienen?

      [Illustratie op blz. 172]

      Zou degene die een baby in de schoot van zijn moeder doet groeien, niet ook doden kunnen opwekken?

  • Voor wie zal de opstanding tot zegen zijn?
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 20

      Voor wie zal de opstanding tot zegen zijn?

      IN VERBAND met de opstanding van de doden rijzen er veel vragen. Wie zullen er worden opgewekt? Zuigelingen? Kinderen? Zowel rechtvaardigen als goddelozen? Zullen degenen die gehuwd waren, met hun vroegere huwelijkspartner herenigd worden?

      De bijbel verklaart de opstanding niet tot in de finesses. Niettemin bevat de bijbel de wonderbaarlijke belofte dat de doden tot leven gebracht zullen worden en er worden genoeg bijzonderheden in vermeld om geloof in die belofte te kunnen stellen. Moeten wij — enkel omdat de bijbel bepaalde bijzonderheden verzwijgt — aan de betrouwbaarheid van die belofte twijfelen?

      In de omgang met onze medemensen verwachten wij toch ook niet dat zij ons steeds alles uitvoerig verklaren? Als u bijvoorbeeld voor een feestmaal wordt uitgenodigd, vraagt u de gastheer toch niet: ’Hebt u wel plaats voor zoveel mensen? Bent u erop ingericht voor zovelen te koken? Hebt u wel genoeg keuken- en tafelgerei?’ Zulke vragen zouden een belediging zijn, niet waar? Niemand zou eraan denken tot een gastheer te zeggen: ’Overtuig mij er eerst van dat ik mij zal amuseren.’ De uitnodiging te krijgen en te weten van wie ze afkomstig is, dient genoeg te zijn om ons ervan te overtuigen dat alles goed zal verlopen.

      Stellig zou niemand het fijn vinden als hij alles wat hij zegt, nauwkeurig zou moeten verklaren of bewijzen. Stel dat een kennis zou vertellen hoe hij een drenkeling heeft gered. Als hij een gerespecteerde vriend is, zouden wij niet van hem verlangen ons te bewijzen dat hij datgene wat hij vertelt, werkelijk allemaal heeft gedaan, want dat zou gebrek aan vertrouwen verraden en er niet toe bijdragen de vriendschap op te bouwen en te handhaven. Het ligt dus voor de hand dat iemand die pas bereid is in Gods belofte van een opstanding te geloven als hij elke bijzonderheid daarover weet, niet als een vriend van God beschouwd kan worden. God accepteert alleen degenen als zijn vrienden die geloof oefenen, die op zijn woord vertrouwen (Hebreeën 11:6). Hij verschaft een overvloed van bewijzen waarop zulk een geloof gebaseerd kan worden, maar hij dwingt mensen er niet toe te geloven door elk detail te verschaffen en te bewijzen, zodat geloof overbodig is.

      Dat bepaalde details niet worden vermeld, dient dus als een toets voor de mensen, om vast te stellen wat er in hun hart leeft. Er zijn mensen die zeer met zichzelf en hun eigen ideeën ingenomen zijn en onafhankelijk handelen. Zij willen aan niemand rekenschap verschuldigd zijn. Als zij in de opstanding zouden geloven, zouden zij een leven moeten leiden dat in overeenstemming is met Gods wil. Maar dit willen zij niet. Het ontbreken van bepaalde details omtrent de opstanding kan hun daarom als een gerechtvaardigde grond toeschijnen er niet in te geloven. Zij lijken veel op de Sadduceeën ten tijde van Jezus’ aardse bediening. De Sadduceeën weigerden in de opstanding te geloven en wezen op een probleem dat volgens hen onoverkomelijk was. Zij zeiden tot Jezus:

      „Leraar, Mozes heeft ons geschreven: ’Indien iemands broer sterft en een vrouw heeft, maar deze is kinderloos gebleven, dient zijn broer de vrouw te nemen en nageslacht voor zijn broer bij haar te verwekken.’ Nu waren er zeven broers; en de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos. Zo ook de tweede, en de derde nam haar. En zo alle zeven: zij lieten geen kinderen na, maar stierven. Ten laatste stierf ook de vrouw. Van wie van hen wordt zij dientengevolge in de opstanding de vrouw? Want de zeven hebben haar tot vrouw gehad.” — Lukas 20:28-33.

      Door het antwoord dat Jezus Christus de Sadduceeën gaf, stelde hij hun foutieve redenatie aan de kaak en beklemtoonde hij de zekerheid van de opstandingsbelofte. Hij antwoordde:

      „De kinderen van dit samenstel van dingen huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar zij die waardig gerekend zijn dat samenstel van dingen en de opstanding uit de doden te verwerven, huwen niet noch worden zij ten huwelijk gegeven. . . . Maar dat de doden worden opgewekt, heeft zelfs Mozes onthuld in het bericht over het doornbos, wanneer hij Jehovah ’de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob’ noemt. Hij is geen God van de doden, maar van de levenden, want voor hem leven zij allen.” — Lukas 20:34-38.

      WAAROM DE OPSTANDING GEEN BELOFTE VAN EEN HUWELIJK BIEDT

      Sommigen zijn misschien wat verontrust over het antwoord dat Jezus de Sadduceeën gaf, omdat hij zei dat degenen die uit de doden worden opgewekt, niet zouden huwen. Zij denken misschien zelfs dat als er geen huwelijk zal zijn, de opstanding iets onwenselijks is en hun niet tot zegen zou strekken.

      Wanneer wij Jezus’ antwoord echter nader beschouwen, doen wij er goed aan te bedenken dat wij onvolmaakt zijn. Onze sympathieën en antipathieën worden grotendeels beheerst door datgene waaraan wij gewend zijn geraakt. Daarom kan thans nog niemand met zekerheid weten hoe hem de voorzieningen die God dan voor de opgestane personen zal treffen, zullen bevallen. Ook weten wij nog niet alle details omtrent de opstanding. Dit is in werkelijkheid een goedheid van Gods zijde. Als onvolmaakte mensen zouden wij namelijk eerst ongunstig kunnen reageren op dingen die, in de volmaakte staat, ons leven werkelijk met vreugde zouden vervullen. Zulke details zouden wij daarom momenteel niet eens kunnen bevatten. Christus Jezus toonde dat hij zich van de beperkingen van onvolmaakte mensen bewust was en hij nam die in aanmerking, zoals blijkt uit datgene wat hij eens tot zijn discipelen zei: „Nog vele dingen heb ik u te zeggen, maar gij kunt ze op het ogenblik niet dragen.” — Johannes 16:12.

      Degenen die een opstanding tot onsterfelijk geestelijk leven in de hemel zullen ontvangen, hebben er geen idee van hoe dat leven zal zijn. Zij kunnen het met niets op aarde vergelijken. Zij zullen een heel ander lichaam hebben. De geslachtskenmerken die zij als mensen bezitten, zullen verdwenen zijn. Degenen die tot geestelijk leven in de hemel worden opgewekt, kunnen dus niet huwen omdat zij allen te zamen als een groep of lichaam de „bruid” van Christus worden.

      Maar hoe staat het met degenen die tot leven op aarde worden teruggebracht? Zullen zij met hun vroegere huwelijkspartner herenigd worden? Er is geen enkele verklaring in de bijbel waaruit blijkt dat dit het geval zal zijn. De Schrift toont duidelijk aan dat de dood het huwelijk ontbindt. In Romeinen 7:2, 3 staat: „Een getrouwde vrouw . . . is door de wet aan haar man gebonden zolang hij leeft; maar indien haar man sterft, is zij ontslagen van de wet van haar man . . . zodat zij geen overspeelster is als zij aan een andere man gaat toebehoren.”

      Zou iemand dus thans verkiezen te hertrouwen, dan hoeft hij zich er geen zorgen over te maken welke uitwerking dit in de opstanding op zijn vroegere huwelijkspartner zou kunnen hebben. Indien de ongehuwde staat hem zwaar valt, behoeft hij geen strijd te voeren om die te behouden in de hoop na de opstanding met zijn vroegere partner herenigd te worden. Het was dus beslist een goedheid van Gods zijde om niet te verlangen dat een vroegere huwelijksverhouding na de opstanding van de gestorven partner diende voort te bestaan, zoals de Sadduceeën ten onrechte dachten.

      Hoewel wij niet weten waar op aarde of bij wie de opgestane personen zullen wonen, kunnen wij ervan verzekerd zijn dat alle regelingen die getroffen worden, tot hun geluk zullen bijdragen. Gods gaven, met inbegrip van de opstanding, zullen de wensen en behoeften van de gehoorzame mensen volledig bevredigen. Zijn gaven zijn volmaakt, onberispelijk (Jakobus 1:17). De overvloedige gaven die wij reeds als een uiting van zijn liefde hebben ontvangen, overtuigen ons daarvan.

      KINDEREN EN ANDEREN DIE WORDEN OPGEWEKT

      Hoe staat het met kinderen die sterven? Zullen ook zij tot leven terugkeren wanneer er rechtvaardigheid op deze aarde heerst? Dat is stellig de wens van alle liefdevolle ouders die een kind door de dood hebben verloren. En er is een deugdelijke basis om die hoop te koesteren.

      Onder degenen die, zoals in de bijbel wordt bericht, uit de doden werden opgewekt, bevonden zich ook kinderen. Het dochtertje van de in Galiléa wonende Jaïrus was ongeveer twaalf jaar oud toen Jezus haar tot het leven terugbracht (Lukas 8:42, 54, 55). De jongens die door de profeten Elia en Elisa uit de doden werden opgewekt, kunnen ouder of jonger zijn geweest (1 Koningen 17:20-23; 2 Koningen 4:32-37). Is het met het oog op deze opwekkingen van kinderen in het verleden niet terecht te verwachten dat er gedurende Jezus’ heerschappij als koning een grootscheepse opstanding van kinderen zal plaatsvinden? Zeer beslist! Wij kunnen er zeker van zijn dat wat Jehovah God zich in dit opzicht ook heeft voorgenomen, rechtvaardig, wijs en liefdevol jegens alle betrokkenen zal zijn.

      De bijbel onthult dat verreweg het merendeel der mensen — mannen, vrouwen en kinderen — uit de doden zal worden opgewekt. De apostel Paulus zei in zijn verdedigingsrede voor de bestuurder Felix: „Op God heb ik mijn hoop gesteld . . . dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). De „rechtvaardigen” zijn degenen die in hun leven Gods gunst hebben genoten. De „onrechtvaardigen” zijn de overige mensen. Betekent dit echter dat iedere gestorvene een opstanding zal krijgen? Neen, dat betekent het niet.

      WIE NIET WORDEN OPGEWEKT

      Bepaalde personen zijn door God reeds geoordeeld en niet waardig bevonden voor een opstanding in aanmerking te komen. Over degenen die in deze tijd weigeren zich aan Christus’ heerschappij te onderwerpen en die nalaten zijn „broeders” op aarde goed te doen, zegt de bijbel: „Dezen zullen heengaan in de eeuwige afsnijding” (Matthéüs 25:46). Deze eeuwige afsnijding staat hun te wachten wanneer Jezus Christus, te zamen met zijn hemelse legerscharen, in de „grote verdrukking”, die thans nabij is, alle tegenstanders van zijn rechtvaardige heerschappij vernietigt.

      Over degenen die in aanmerking komen voor het koninkrijk der hemelen, maar ontrouw jegens God blijken te zijn, lezen wij: „[Zo] blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel en een vurige jaloezie die de tegenstanders zal verteren.” — Hebreeën 10:26, 27.

      Er wordt ook over klassen van mensen gesproken die voor eeuwig vernietigd worden. Jezus Christus gaf te kennen dat de onberouwvolle Farizeeën en andere religieuze leiders uit zijn tijd als klasse tegen de heilige geest hadden gezondigd. Hij zei over deze zonde: „Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven. Spreekt iemand bijvoorbeeld een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar spreekt iemand tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven, neen, niet in dit samenstel van dingen noch in het toekomende” (Matthéüs 12:31, 32). Aangezien er geen vergiffenis voor een dergelijke zonde is, zullen allen die zich er schuldig aan hebben gemaakt de duidelijke manifestaties van Gods geest te loochenen, als straf voor eeuwig dood blijven.

      Afgezien van de personen over wie de bijbel uitdrukkelijk zegt dat zij voor eeuwig zijn vernietigd, kunnen wij van niemand zeggen dat hij niet uit de doden wordt opgewekt. Dat sommigen niet worden opgewekt, dient voor ons echter een waarschuwing te zijn om geen handelwijze te volgen waardoor wij ons Gods misnoegen op de hals halen.

      EEN OPSTANDING DES OORDEELS

      Dat de meeste mensen uit de doden zullen worden opgewekt, is werkelijk een onverdiende goedheid van Gods zijde. Het is iets waartoe God niet verplicht is, maar zijn liefde en mededogen jegens de mensheid bewogen hem ertoe zijn Zoon als losprijs te geven om aldus de basis voor deze voorziening te leggen (Johannes 3:16). Dat er mensen kunnen zijn die het ten slotte niet zouden waarderen dat zij uit de doden zijn opgewekt met het vooruitzicht op eeuwig leven, is daarom moeilijk voor te stellen. Toch zullen er sommigen zijn die geen volledige, onverbrekelijke, loyale verknochtheid aan Jehovah God zullen ontwikkelen. Daarom zullen hun de eeuwige zegeningen die hun door hun terugkeer tot leven in het vooruitzicht worden gesteld, niet ten deel vallen.

      Jezus Christus vestigde hier de aandacht op toen hij over een „opstanding des oordeels” sprak en deze tegenover de „opstanding des levens” stelde (Johannes 5:29). Het feit dat leven hier tegenover oordeel wordt gesteld, toont aan dat het oordeel betrekking moet hebben op een veroordeling. Wat is deze veroordeling?

      Om dit te begrijpen, moeten wij eerst de situatie van degenen die tot aards leven worden opgewekt, vergelijken met de situatie van degenen die tot hemels leven worden opgewekt. De bijbel zegt over degenen die deel hebben aan de „eerste opstanding”: „Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit” (Openbaring 20:6). Daar de 144.000 medeërfgenamen van Christus tot onsterfelijk leven in de hemel worden opgewekt, kunnen zij niet sterven. Hun loyaliteit jegens God is zo onwankelbaar dat hij hun onvernietigbaar leven kan schenken. Maar dit is niet het geval met allen die tot leven op aarde worden opgewekt. Sommigen van hen zullen deloyaal jegens God worden. Zij zullen wegens hun ontrouw tot de „tweede dood” veroordeeld worden, een dood uit wiens „autoriteit” geen bevrijding mogelijk is.

      Waarom zou iemand echter, nadat hem de onverdiende gunst is geschonken uit de doden te worden opgewekt, ten slotte zo handelen dat hij wordt veroordeeld?

      Het antwoord op deze vraag kan beter begrepen worden in het licht van wat Jezus Christus over bepaalde personen zei die opgewekt zouden worden. Jezus zei tot zijn ongelovige landgenoten:

      „De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hadden berouw op hetgeen Jona predikte, maar ziet! méér dan Jona is hier. De koningin van het Zuiden zal in het oordeel worden opgewekt met dit geslacht en zal het veroordelen, want zij kwam van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, maar ziet! méér dan Salomo is hier.” — Matthéüs 12:41, 42; Lukas 11:31, 32.

      Over een stad die hardnekkig zou weigeren naar de waarheidsboodschap te luisteren, zei Jezus:

      „Het zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn op de Oordeelsdag dan voor die stad.” — Matthéüs 10:15; zie ook Matthéüs 11:21-24.

      Hoe zal het voor Sodom en Gomorra draaglijker zijn op de Oordeelsdag? Hoe zullen de Ninevieten, die gehoor gaven aan Jona’s prediking, en de „koningin van het Zuiden” het geslacht van Jezus’ landgenoten veroordelen?

      Door hun reactie op de hulp die hun gedurende de regering van Jezus Christus en zijn 144.000 medekoningen en medepriesters wordt geboden. Die periode van heerschappij zal een „Oordeelsdag” zijn aangezien alle mensen dan de gelegenheid wordt geboden te tonen of zij zich aan Gods regelingen willen onderwerpen of niet. Voor personen zoals de ongelovige inwoners van de steden die getuige waren van de krachtige werken die Jezus Christus verrichtte, zal dit niet gemakkelijk zijn.

      Het zal hun moeilijk vallen nederig te erkennen dat zij er verkeerd aan hebben gedaan Jezus als de Messías te verwerpen en zich vervolgens aan hem als hun Koning te moeten onderwerpen. Wegens hun trots en eigenzinnigheid zal het voor hen moeilijker zijn zich te onderwerpen dan voor de inwoners van Sodom en Gomorra, die weliswaar zondig waren, maar die nooit zulke wonderbaarlijke gelegenheden van de hand hebben gewezen als degenen hadden die getuige waren van de werken van Jezus Christus. De gunstigere reactie van de uit de doden opgewekte Ninevieten en de koningin van Scheba zal als een terechtwijzing dienen voor het uit de doden opgewekte geslacht van Jezus’ landgenoten, die ten tijde van zijn aardse bediening leefden. Het zal voor deze Ninevieten en soortgelijke personen veel gemakkelijker zijn de heerschappij te aanvaarden van iemand tegen wie zij nooit een vooroordeel hebben gehad.

      Degenen die pertinent weigeren onder het koninkrijk van Christus vorderingen op de weg der rechtvaardigheid te maken, worden tot de „tweede dood” veroordeeld. In bepaalde gevallen zal dit reeds gebeuren voordat zij tot menselijke volmaaktheid zijn geraakt.

      Anderen daarentegen zullen, nadat zij tot menselijke volmaaktheid zijn gebracht, blijk geven van ondankbaarheid door Jehovah God niet loyaal toegewijd te zijn wanneer zij op de proef worden gesteld. Na de duizendjarige regering van Christus zal Satan de Duivel voor een korte tijd uit de afgrond, waarin hij gevangen gehouden werd, worden losgelaten. Evenals hij Gods soevereiniteit aanviel om Eva te verleiden, die op haar beurt Adam overreedde, zal hij wederom trachten volmaakte mensen ertoe te bewegen tegen Gods heerschappij in opstand te komen. Over Satans poging en de afloop ervan lezen wij in Openbaring 20:7-10, 14, 15:

      „Zodra nu de duizend jaren geëindigd zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de natiën te misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn, Gog en Magog, om hen ten oorlog te vergaderen. Het aantal van hen is als het zand der zee. En zij trokken op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen. En de Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd . . . Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur. Bovendien werd een ieder die niet in het boek des levens geschreven werd bevonden, in het meer van vuur geslingerd.” Dit beduidt hun definitieve vernietiging of uitroeiing. Voor deze ontrouwen zal de opstanding derhalve, zoals Jezus zei, een „opstanding des oordeels” of van veroordeling zijn.

      Degenen daarentegen die weigeren aan Satans opstand deel te nemen, zullen waardig geoordeeld worden het eeuwige leven te ontvangen. Het zal voor hen een altoosdurende vreugde zijn als volmaakte mensen te leven en tot in alle eeuwigheid lief te hebben en geliefd te worden. Hun opstanding zal een „opstanding des levens” blijken te zijn.

      Nu reeds kunnen wij de eigenschappen beginnen te ontwikkelen die God bij degenen zoekt die hij als zijn goedgekeurde dienstknechten erkent. Wanneer wij blijk geven van waardering voor alles wat hij heeft gedaan en nu reeds de weg der rechtvaardigheid bewandelen, staat ons behalve het huidige leven nog veel meer te wachten: eeuwig leven in volmaaktheid, zonder verdriet en pijn!

  • Wat kunt u doen opdat er meer voor u zal zijn dan dit leven?
    Is dit leven alles wat er is?
    • Hoofdstuk 21

      Wat kunt u doen opdat er meer voor u zal zijn dan dit leven?

      WAT wij tot dusver hebben besproken, laat overduidelijk zien dat met het huidige leven niet alles voorbij is. Sta er eens bij stil, Jehovah God heeft de mensen het geweldige vooruitzicht gegeven om hier op aarde onder rechtvaardige toestanden te leven, zonder ziekte en dood! Ook u hebt de mogelijkheid om niet slechts honderd of duizend jaar, maar voor eeuwig onder zulke toestanden te leven. En de tijd dat dit werkelijkheid zal worden, is zo nabij!

      Zult u tot degenen behoren die profijt zullen trekken van de verwezenlijking van Gods glorierijke voornemen met betrekking tot de mens en zijn tehuis, de aarde? Deze mogelijkheid staat voor u open. Maar u moet onverwijld handelen. Wij leven nu in de tijd dat het dringend noodzakelijk is acht te slaan op de bijbelse waarschuwing: „Voordat over ulieden de brandende toorn van Jehovah komt, voordat over u de dag van Jehovah’s toorn komt, zoekt Jehovah, al gij zachtmoedigen der aarde, die Zíjn rechterlijke beslissing hebt volbracht. Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.” — Zefanja 2:2, 3.

      De „brandende toorn van Jehovah” richt zich tegen allen die hun medemensen hebben misleid door leugens over God en zijn voornemen te vertellen. En degenen die zulke personen ondersteunen door hun religieuze diensten bij te wonen of tot een van hun organisaties te behoren, worden door Jehovah evenmin voor onschuldig gehouden. De voltrekking van het goddelijke oordeel is zeer nabij. Als u rechtvaardigheid liefhebt, moet u snel handelen door het schriftuurlijke gebod te gehoorzamen en alle banden met het wereldrijk van valse religie te verbreken. Sla ernstig acht op de dringende aansporing van Gods Woord: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” — Openbaring 18:4.

      Het is echter niet genoeg slechts het contact te verbreken met organisaties die onrechtvaardigheid hebben getolereerd en ertoe hebben aangemoedigd. De bijbel waarschuwt ons dat Gods ’gramschap van de hemel uit wordt geopenbaard tegen alle goddeloosheid en onrechtvaardigheid’, ja, tegen de praktijken zelf en tegen degenen die ze beoefenen (Romeinen 1:18). De bijbel laat ons er niet over in twijfel wat voor praktijken dat zijn. Ze worden er duidelijk in geïdentificeerd, terwijl allen die Jehovah’s goedkeuring wensen te genieten, worden aangespoord dergelijke dingen uit hun leven te bannen. Liefde voor Jehovah en dankbaarheid voor zijn goedheid kunnen zo’n verandering mogelijk maken. — Efeziërs 4:25 tot 5:6; Kolossenzen 3:5, 6.

      Het is thans geen tijd om te trachten onszelf te rechtvaardigen door te denken dat het goede dat wij van dag tot dag doen, ruimschoots tegen onze tekortkomingen opweegt. In het geval van Adam en Eva leidde het aanleggen van hun eigen maatstaven van goed en kwaad tot rampspoed. En zelfs in onze tijd is de bijbelse spreuk van kracht die luidt: „Er bestaat een weg die recht is voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Spreuken 16:25). Nu is het derhalve de tijd om Jehovah’s wegen te leren kennen en zijn „rechtvaardigheid” te zoeken. Nu is het ook de tijd om ’zachtmoedigheid te zoeken’, dat wil zeggen, zich aan Gods oordeel te onderwerpen en nederig zijn terechtwijzing en strenge onderricht te aanvaarden en zich naar zijn wil te schikken. Slechts wanneer u zo handelt, hebt u het vooruitzicht „verborgen [te] worden op de dag van Jehovah’s toorn”.

      Denk niet, zoals sommige mensen, dat uw levenswijze zo slecht is geweest dat God u niet zal vergeven. Put veeleer troost uit de woorden die tot de ontrouwe Israëlieten uit de oudheid werden gericht: „Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn, en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven” (Jesaja 55:7). Laat u ook door de volgende belofte aanmoedigen: „Al zouden de zonden van ulieden als scharlaken blijken te zijn, ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw; al zouden ze rood zijn als karmozijnen stof, ze zullen zelfs als wol worden.” — Jesaja 1:18.

      Jehovah God schept er geen behagen in iemand ter dood te brengen, maar wenst dat allen leven (2 Petrus 3:9). Niettemin kan en zal Jehovah geen onrechtvaardigheid door de vingers zien. Daarom dienen allen die zijn goedkeuring wensen te genieten, berouw te hebben van hun vroegere levenswijze en hun wegen te veranderen ten einde overeenkomstig zijn rechtvaardige wil te handelen. — Jesaja 55:6.

      Thans dient u ermee te beginnen Gods vereisten te leren kennen, de van levensbelang zijnde kennis uit zijn Woord in u op te nemen en er vervolgens in overeenstemming mee te handelen. Dat is de weg die tot eeuwig leven leidt (Johannes 17:3). Jehovah’s christelijke getuigen zullen u graag kosteloos helpen een nauwkeurige kennis van de bijbel te verwerven. Zij nodigen u ook van harte uit hun Koninkrijkszaal te bezoeken, waar geregeld Gods Woord wordt besproken.

      EEN VOORTREFFELIJKE LEVENSWIJZE

      Door datgene wat u uit de bijbel leert, ter harte te nemen, zult u heilzame veranderingen in uw leven ondervinden. U zult bemerken dat door bijbelse beginselen toe te passen, de verhouding thuis, op het werk en in uw dagelijkse contact met uw medemensen zal verbeteren (Romeinen 12:17-21; 13:8-10; Efeziërs 5:22 tot 6:4; 1 Petrus 3:1 tot 7). Dit zal er veel toe bijdragen dat uw leven zelfs nu reeds gelukkiger, tevredener en zinvoller wordt.

      Natuurlijk betekent dit niet dat u immuun zult zijn voor de problemen en de druk van de wereld. U zult nog steeds te midden van mensen leven die geen liefde voor rechtvaardigheid hebben en sommigen van hen zullen ongetwijfeld trachten u af te raden de bijbel te leren kennen en in uw leven toe te passen (2 Timótheüs 3:12; 1 Petrus 4:4). Maar naarmate u in kennis van Gods Woord toeneemt, zult u bemerken dat u veel beter tegen de problemen van het leven opgewassen bent dan degenen die zich slechts op menselijke redenering verlaten. In plaats dat u verbitterd wordt omdat u misschien onrecht lijdt, zult u weten waarom u dit ondergaat en zult u de krachtige overtuiging hebben dat Gods koninkrijk in de handen van Christus spoedig een eind zal maken aan al deze dingen waardoor men niet ten volle van het leven kan genieten. — 2 Petrus 3:11-13.

      Naarmate u geloof verwerft in Gods liefdevolle voorzieningen voor eeuwig leven, zult u bevrijd worden van de onderdrukkende invloed die het vooruitzicht van de dood op alle mensen heeft gehad. De leugens die over de dood zijn geleerd, kunnen u de vreugde in het leven niet meer ontnemen. De kortzichtige zienswijze dat dit leven alles is wat er is, zal u er niet meer toe verleiden — voor zover dit misschien het geval is geweest — juiste beginselen en een goed geweten op te offeren in een poging in de wereld vooruit te komen. De overtuiging dat God de doden tot het leven kan en zal terugbrengen, zal u in staat stellen zelfs de dood niet meer te vrezen. Geloof dat gebaseerd is op een nauwkeurige kennis van Gods Woord, zal u in staat stellen thans meer dan ooit vreugde uit het leven te putten en u te verheugen in het grandioze vooruitzicht van de toekomst — eeuwig leven in Gods rechtvaardige nieuwe ordening.

      Moge waardering voor de liefdevolle voorzieningen die God voor de mensen heeft getroffen, in u het brandende verlangen aanwakkeren zijn wil te leren kennen en vervolgens te doen. Moge u ertoe bewogen worden met een oprecht hart in te stemmen met de woorden van de psalmist: „Maak mij úw wegen bekend, o Jehovah; leer mij úw paden. Doe mij in uw waarheid wandelen en leer mij, want gij zijt mijn God van redding.” — Psalm 25:4, 5.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen