Jehovah’s schapen hebben tedere zorg nodig
„Weet dat Jehovah God is. . . . Wij zijn zijn volk en de schapen van zijn weide.” — PSALM 100:3.
1. Hoe behandelt Jehovah zijn dienstknechten?
JEHOVAH is de Grote Herder. Als wij zijn dienstknechten zijn, beziet hij ons als zijn schapen en schenkt ons tedere zorg. Onze hemelse Vader troost en verkwikt ons en leidt ons in „de sporen van rechtvaardigheid om zijns naams wil” (Psalm 23:1-4). De Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, heeft ons zo lief dat hij ten behoeve van ons afstand heeft gedaan van zijn ziel. — Johannes 10:7-15.
2. In welke toestand bevindt Gods volk zich?
2 Als ontvangers van tedere zorg kunnen wij met de psalmist zeggen: „Dient Jehovah met verheuging. Komt voor zijn aangezicht met vreugdegeroep. Weet dat Jehovah God is. Hij is het die ons heeft gemaakt, en niet wijzelf. Wij zijn zijn volk en de schapen van zijn weide” (Psalm 100:2, 3). Ja, wij zijn vreugdevol en voelen ons veilig. Het is alsof wij in een schaapskooi met sterke stenen muren beveiligd zijn tegen kwaadaardige roofdieren. — Numeri 32:16; 1 Samuël 24:3; Zefanja 2:6.
Bereidwillige herders van de kudde
3. Hoe behandelen aangestelde christelijke ouderlingen Gods kudde?
3 Geen wonder dat wij als Gods schapen vreugdevol zijn! Aangestelde ouderlingen nemen de leiding onder ons. Zij trachten niet „de vorst over ons te spelen”, over ons te heersen, en ook trachten zij geen meesters over ons geloof te zijn (Numeri 16:13; Mattheüs 20:25-28; 2 Korinthiërs 1:24; Hebreeën 13:7). Zij zijn veeleer liefdevolle herders die de raad van de apostel Petrus toepassen: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als personen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door u voorbeelden voor de kudde te betonen” (1 Petrus 5:2, 3). De apostel Paulus zei tot medeouderlingen: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht.” En wat zijn de schapen dankbaar dat deze door heilige geest aangestelde mannen ’de kudde teder behandelen’! — Handelingen 20:28-30.
4. Om welke verhouding tot de kudde stond Charles T. Russell algemeen bekend?
4 Jezus schonk de gemeente „gaven in mensen”, sommigen als herders, die Jehovah’s kudde teder behandelen (Efeziërs 4:8, 11). Een van deze mannen was Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap. Wegens zijn liefdevolle en meedogende activiteiten op het gebied van het weiden van de kudde onder de Opperherder, Jezus Christus, werd hij „pastor” of herder genoemd en kreeg de naam Pastor Russell. In deze tijd worden er door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen christelijke ouderlingen aangesteld, en er wordt op toegezien uitdrukkingen als „herder”, „ouderling” of „leraar” niet als titels te gebruiken (Mattheüs 23:8-12). Niettemin verrichten hedendaagse ouderlingen een herderlijk werk ten behoeve van de schapen van Jehovah’s weide.
5. Waarom moeten nieuwelingen de aangestelde ouderlingen in de christelijke gemeente leren kennen?
5 Als herders spelen ouderlingen een belangrijke rol in de geestelijke vooruitgang van nieuwelingen. In het nieuwe boek Kennis die tot eeuwig leven leidt staat dan ook op bladzijde 168: „Leer de aangestelde ouderlingen in de gemeente kennen. Zij hebben veel ervaring in het toepassen van de kennis van God, want zij voldoen aan de in de bijbel uiteengezette vereisten voor opzieners (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9). Aarzel niet op een van hen toe te stappen als u geestelijke hulp nodig hebt om een gewoonte of een eigenschap die niet met Gods vereisten strookt, te overwinnen. U zult bemerken dat de ouderlingen Paulus’ aansporing opvolgen: ’Spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen, ondersteunt de zwakken, weest lankmoedig jegens allen.’ — 1 Thessalonicenzen 2:7, 8; 5:14.”
Wanneer nieuwelingen willen prediken
6. Hoe wordt er te werk gegaan als een bijbelstudent een Koninkrijksverkondiger wil worden?
6 Wanneer een bijbelstudent een tijdlang kennis in zich heeft opgenomen en de vergaderingen heeft bezocht, zal hij wellicht een Koninkrijksverkondiger, een prediker van het goede nieuws, willen worden (Markus 13:10). In dat geval dient de Getuige die de bijbelstudie bij hem leidt, contact op te nemen met de presiderende opziener, die er regelingen voor zal treffen dat een van de ouderlingen van het dienstcomité van de gemeente en een andere ouderling met de bijbelstudent en zijn onderwijzer samenkomen. De bespreking zal gebaseerd zijn op het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen, bladzijde 100 en 101. Als deze twee ouderlingen tot de conclusie komen dat de nieuweling de fundamentele bijbelse leringen gelooft en zijn leven in overeenstemming heeft gebracht met Gods beginselen, zal hem worden gezegd dat hij ervoor in aanmerking komt aan de openbare bediening deel te nemen.a Wanneer hij zijn bediening rapporteert door een velddienstbericht in te leveren, zal er een verkondigersberichtskaart op zijn naam worden uitgeschreven. De nieuweling kan nu te zamen met de miljoenen anderen die vreugdevol ’het woord van God verkondigen’, een bericht van zijn getuigenisactiviteit inleveren (Handelingen 13:5). Aan de gemeente zal worden bekendgemaakt dat hij een niet-gedoopte verkondiger is.
7, 8. Op welke manieren kan een niet-gedoopte verkondiger de benodigde hulp in de bediening worden gegeven?
7 Een niet-gedoopte verkondiger heeft de hulp van de ouderlingen en andere rijpe christenen nodig. De leider van de door hem bezochte gemeenteboekstudie zal zich bijvoorbeeld ten zeerste om zijn geestelijke vooruitgang bekommeren. De nieuwe verkondiger zal het misschien moeilijk vinden doeltreffend te spreken in het van-huis-tot-huiswerk (Handelingen 20:20). Daarom zal hij vermoedelijk graag hulp ontvangen, vooral van degene die de bijbel met hem heeft bestudeerd aan de hand van het Kennis-boek. Zulke praktische hulp is passend, want Jezus Christus heeft zijn discipelen op de bediening voorbereid. — Markus 6:7-13; Lukas 10:1-22.
8 Wil onze bediening doeltreffend zijn, dan is goede voorbereiding nodig. De twee verkondigers zouden daarom eerst kunnen samenkomen om aanbiedingen te oefenen die in de maandelijkse uitgaven van Onze Koninkrijksdienst staan. Wanneer zij met hun velddienst beginnen, zou de meer ervaren verkondiger de eerste paar deuren kunnen nemen. Na een vriendelijke inleiding kunnen beide verkondigers een aandeel hebben aan het getuigenis geven. Wanneer zij enkele weken in de bediening samenwerken, kan dit leiden tot fijne nabezoeken en zelfs een huisbijbelstudie aan de hand van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt. De meer ervaren verkondiger zou de studie een poosje kunnen leiden en dan aan de nieuwe Koninkrijksverkondiger kunnen overdragen. Wat zullen beide verkondigers verheugd zijn als de bijbelstudent waardering voor de kennis van God aan de dag legt!
9. Welke regelingen worden er getroffen wanneer een verkondiger gedoopt wil worden?
9 Wanneer een niet-gedoopte verkondiger geestelijke vorderingen maakt, zal hij zich wellicht in gebed aan God opdragen en gedoopt willen worden. (Vergelijk Markus 1:9-11.) Hij dient zijn wens om gedoopt te worden, kenbaar te maken aan de presiderende opziener van de gemeente, die er regelingen voor zal treffen dat ouderlingen de vragen met hem doornemen die op bladzijde 175 tot en met 218 van Georganiseerd om onze bediening te volbrengen worden aangetroffen. De vier gedeelten waarin de vragen zijn verdeeld, kunnen wellicht in drie periodes door zo mogelijk drie verschillende ouderlingen behandeld worden. Als zij het er met elkaar over eens zijn dat de niet-gedoopte verkondiger een redelijk begrip van bijbelse leringen heeft en ook in andere opzichten aan de vereisten voldoet, zullen zij hem zeggen dat hij gedoopt kan worden. Als resultaat van zijn opdracht en doop wordt hij voor redding ’gekentekend’. — Ezechiël 9:4-6.
Aan speciale behoeften voldoen
10. Hoe zal iemand, na het bestuderen van het Kennis-boek en nadat hij gedoopt is, zijn bijbelkennis vergroten?
10 Nadat iemand zijn bijbelstudie aan de hand van het Kennis-boek heeft voltooid en is gedoopt, zal het misschien niet nodig zijn nog een tweede boek, zoals Verenigd in de aanbidding van de enige ware God, officieel met hem te bestuderen.b De pasgedoopte zal natuurlijk veel leren wanneer hij zich op de christelijke vergaderingen voorbereidt en ze geregeld bezoekt. Hij zal ook meer kennis verkrijgen wanneer zijn dorst naar waarheid hem ertoe brengt persoonlijk christelijke publikaties te lezen en te bestuderen en met medegelovigen over schriftuurlijke punten te praten. Maar als er zich nu eens een speciale behoefte voordoet?
11. (a) Hoe werd Apollos door Priskilla en Aquila geholpen? (b) Welke hulp zou aan een pasgedoopte jonge volwassene die een huwelijk overweegt, gegeven kunnen worden?
11 Zelfs Apollos, die „goed onderlegd [was] in de Schriften” en met juistheid onderwijs gaf over Jezus, trok er profijt van dat de ervaren christenen Priskilla en Aquila ’hem in hun gezelschap opnamen en hem de weg van God juister uitlegden’ (Handelingen 18:24-26; vergelijk Handelingen 19:1-7). Veronderstel dus eens dat een pasgedoopte jonge volwassene verkering en een huwelijk overweegt. Een meer ervaren christen zou hem kunnen helpen inlichtingen over deze onderwerpen te vinden in de Wachttoren-publikaties. Zo is er op dit punt nuttig materiaal verschenen in het boek Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden, Deel 7.c De verkondiger die de bijbelstudie bij hem heeft geleid, zou dit materiaal met de nieuweling kunnen bespreken, hoewel het hierbij niet om een geregelde studie zou gaan.
12. Welke hulp zou er geboden kunnen worden aan pasgedoopte huwelijkspartners die problemen hebben?
12 Beschouw nog een voorbeeld. Misschien hebben pasgedoopte huwelijkspartners problemen met het toepassen van goddelijke beginselen. Zij zouden de raad kunnen inwinnen van een ouderling, die er enkele avonden aan zou kunnen besteden om de Schrift met hen te bespreken en hun aandacht te vestigen op inlichtingen in Wachttoren-publikaties. De ouderling zal echter niet opnieuw een geregelde bijbelstudie met het echtpaar beginnen.
Als een nieuweling dwaalt
13. Waarom dienen gemeenteouderlingen barmhartigheid te tonen jegens een pasgedoopte die dwaalt maar berouw heeft?
13 Ouderlingen zijn navolgers van de Grote Herder, Jehovah, die zegt: „Ikzelf zal mijn schapen weiden . . . het gebrokene zal ik verbinden en het kranke zal ik sterken” (Ezechiël 34:15, 16; Efeziërs 5:1). In overeenstemming met die geest gaf de discipel Judas de aansporing barmhartigheid te tonen jegens gezalfde christenen die twijfels hadden of tot zonde waren vervallen (Judas 22, 23). Aangezien wij terecht veel meer verwachten van ervaren christenen, dient er beslist barmhartigheid getoond te worden jegens een pasgedoopte persoon — nog maar een lam — die dwaalt maar berouw heeft (Lukas 12:48; 15:1-7). Ouderlingen, die ’rechtspreken voor Jehovah’, schenken zulke schapen derhalve tedere zorg en brengen hen in een geest van zachtaardigheid weer terecht. — 2 Kronieken 19:6; Handelingen 20:28, 29; Galaten 6:1.d
14. Wat dient er te worden gedaan wanneer een pasgedoopte verkondiger een ernstige zonde begaat, en hoe kan hij geholpen worden?
14 Veronderstel dus dat een pasgedoopte verkondiger vroeger een drankprobleem heeft gehad en bij een of twee gelegenheden weer tot overmatig alcoholgebruik is vervallen. Of misschien heeft hij een langdurige tabaksgewoonte overwonnen maar is hij gezwicht voor de verleiding om heimelijk een paar keer te roken. Al heeft onze nieuwe broeder God om vergeving gebeden, toch dient hij de hulp van een ouderling in te roepen, opdat de zonde niet tot een gewoonte wordt (Psalm 32:1-5; Jakobus 5:14, 15). Wanneer hij zijn dwaling tegenover een van de ouderlingen kenbaar maakt, dient die ouderling pogingen te doen de nieuweling barmhartig weer terecht te brengen (Psalm 130:3). Schriftuurlijke raad zal misschien voldoende zijn om hem te helpen in het vervolg rechte paden voor zijn voeten te maken (Hebreeën 12:12, 13). Deze ouderling zal de omstandigheden met de presiderende opziener van de gemeente bespreken om vast te stellen welke verdere hulp er gegeven dient te worden.
15. Wat kan in sommige gevallen noodzakelijk zijn wanneer een pasgedoopte zondigt?
15 In sommige gevallen kan er meer nodig zijn. Als het gaat om iets wat algemeen bekend geraakt is, een gevaar vormt voor de kudde of er andere ernstige problemen bij betrokken zijn, zal het lichaam van ouderlingen twee ouderlingen aanwijzen om de kwestie te onderzoeken. Als deze ouderlingen tot de bevinding komen dat de kwestie ernstig genoeg is om aandacht te krijgen van een rechterlijk comité, dienen zij dit aan het lichaam van ouderlingen te rapporteren. Het lichaam van ouderlingen zal dan een rechterlijk comité aanstellen om de dwalende te helpen. Het rechterlijke comité dient hem teder te behandelen. Zij dienen ernaar te streven hem aan de hand van de Schrift weer terecht te brengen. Als hij goed op de vriendelijke pogingen van het rechterlijke comité reageert, kunnen zij bepalen of het enig nut zou hebben dat hij niet gebruikt zou worden voor aandelen op het podium tijdens vergaderingen in de Koninkrijkszaal of dat hem wel toegestaan zou worden commentaar te geven tijdens vergaderingen.
16. Wat kunnen ouderlingen doen om een dwalende te helpen?
16 Als de dwalende goed reageert, kunnen twee ouderlingen van het rechterlijke comité regelingen treffen om herderlijke bezoeken te brengen die ten doel hebben zijn geloof te schragen en zijn waardering voor Gods rechtvaardige maatstaven op te bouwen. Ieder van hen kan van tijd tot tijd met hem in de velddienst werken. Zij kunnen enkele schriftuurlijke besprekingen met hem hebben, waarbij zij wellicht passende Wachttoren- en Ontwaakt!-artikelen gebruiken, zonder evenwel een geregelde bijbelstudie in te stellen. Met zulke tedere zorg kan de dwalende wellicht gesterkt worden om voortaan zwakheden van het vlees te weerstaan.
17. Welke stappen worden er ondernomen als een gedoopte kwaaddoener geen berouw heeft en zijn zondige handelwijze niet de rug toekeert?
17 Natuurlijk vormt het feit dat iemand nog maar kort geleden gedoopt is, geen verontschuldiging om onberouwvol zonde te beoefenen (Hebreeën 10:26, 27; Judas 4). Als een gedoopte kwaaddoener geen berouw heeft en zijn zondige handelwijze niet de rug toekeert, zal hij uit de gemeente worden verwijderd (1 Korinthiërs 5:6, 11-13; 2 Thessalonicenzen 2:11, 12; 2 Johannes 9-11). Wanneer dit optreden noodzakelijk lijkt, zal het lichaam van ouderlingen een rechterlijk comité kiezen. In het geval van uitsluiting zal de volgende korte bekendmaking worden gedaan: „. . . is uitgesloten.”e
Help hen ’tot rijpheid voort te gaan’
18. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat pasgedoopte christenen en anderen altijd meer over Jehovah en zijn wil zullen kunnen leren?
18 De grote meerderheid van Gods dienstknechten zal in de kudde blijven. Gelukkig zal ook ieder van ons steeds dichter tot onze hemelse Vader kunnen naderen omdat wij altijd meer over hem en zijn wil zullen kunnen leren (Prediker 3:11; Jakobus 4:8). De duizenden die met Pinksteren 33 G.T. werden gedoopt, moesten beslist nog meer leren (Handelingen 2:5, 37-41; 4:4). Zo ook de heidenen, die geen schriftuurlijke achtergrond hadden. Dit was bijvoorbeeld het geval met degenen die na Paulus’ toespraak op de Areopagus in Athene werden gedoopt (Handelingen 17:33, 34). Ook in deze tijd valt er voor pasgedoopten meer te leren en hebben zij tijd en hulp nodig opdat hun besluit om te blijven doen wat juist is in Gods ogen, wordt versterkt. — Galaten 6:9; 2 Thessalonicenzen 3:13.
19. Hoe kunnen degenen die worden gedoopt, worden geholpen ’tot rijpheid voort te gaan’?
19 Elk jaar worden er duizenden gedoopt, die hulp nodig hebben om ’tot rijpheid te kunnen voortgaan’ (Hebreeën 6:1-3). Door middel van uw woorden, uw voorbeeld en uw praktische hulp in de bediening zult u sommigen wellicht kunnen helpen de nieuwe persoonlijkheid aan te doen en ’voort te gaan in de waarheid te wandelen’ (3 Johannes 4; Kolossenzen 3:9, 10). Als u een ervaren verkondiger bent, zullen de ouderlingen u misschien vragen een nieuwe medegelovige in de velddienst te helpen of enkele weken bepaalde schriftuurlijke punten met hem te bespreken om zijn geloof in God, zijn waardering voor christelijke vergaderingen, enzovoort, te versterken. De verhouding waarin de herders tot de kudde staan, is als die van een vermanende vader en een tedere moeder (1 Thessalonicenzen 2:7, 8, 11). Toch kunnen enkele ouderlingen en dienaren in de bediening niet voor al het noodzakelijke in een gemeente zorg dragen. Wij allen zijn als een familie waarvan de leden elkaar helpen. Ieder van ons kan iets doen om onze medeaanbidders bij te staan. Persoonlijk kunt u misschien aanmoediging geven, de terneergeslagenen troosten en de zwakken ondersteunen. — 1 Thessalonicenzen 5:14, 15.
20. Wat kunt u doen om de kennis van God te verbreiden en in tedere zorg voor de schapen van Jehovah’s weide te voorzien?
20 De mensheid heeft de kennis van God nodig, en als een getuige van Jehovah kunt u er een vreugdevol aandeel aan hebben die te verbreiden. Jehovah’s schapen hebben tedere zorg nodig, en u kunt een liefdevolle rol vervullen door hulp te bieden bij het verschaffen ervan. Moge Jehovah uw bediening zegenen, en moge hij u belonen voor uw oprechte inspanningen om de schapen van zijn weide te helpen.
[Voetnoten]
a Op dit moment kan de nieuweling een exemplaar van het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen ontvangen.
b Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
c Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
d Een dergelijke regeling voor niet-gedoopte verkondigers werd uiteengezet in het artikel „Anderen helpen God te aanbidden”, in De Wachttoren van 15 november 1988, blz. 15-20.
e Indien tot uitsluiting wordt besloten en de overtreder in beroep is gegaan, zal de bekendmaking worden opgeschort. Zie het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen, blz. 147-149.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe behandelt Jehovah zijn schapen?
◻ Wat wordt er gedaan wanneer nieuwelingen willen prediken?
◻ Hoe kunnen medegelovigen nieuwelingen helpen die speciale behoeften hebben?
◻ Welke hulp kunnen ouderlingen geven aan personen die dwalen maar berouw hebben?
◻ Hoe zou u een pasgedoopte persoon kunnen helpen ’tot rijpheid voort te gaan’?
[Illustratie op blz. 16]
Charles T. Russell stond algemeen bekend als een liefdevolle herder van de kudde
[Illustratie op blz. 18]
Meedogende herders behandelen Gods kudde met tederheid