Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Eert u de doden?
    De Wachttoren 1980 | 15 juni
    • Eert u de doden?

      HEBT u ooit het schrijnende verlies gevoeld dat men ervaart bij de dood van iemand die men heeft liefgehad? Velen die iemand in de dood hebben verloren, voelen zich overweldigd door het onherroepelijke van de dood en het gevoel van hulpeloosheid dat daaruit voortvloeit. Dikwijls bestaat er een verlangen dit te compenseren door daden die ten doel hebben de doden te eren. Als gevolg van het geloof in een onsterfelijke ziel omvatten begrafenisplechtigheden dikwijls ceremoniën waarvan men meent dat ze de doden tevreden en gunstig stemmen of hen in de geestenwereld bijstaan.

      Het is heel natuurlijk de herinnering aan iemand van wie men heeft gehouden, in ere te houden. Normale menselijke gevoelens schrijven voor dat men voor een „fatsoenlijke begrafenis” zorgt. Uit deze zelfde gevoelens spruit het verlangen voort om de laatste wensen van de overledene te eerbiedigen, zolang deze niet iemands geweten en zijn gevoel voor wat juist is, geweld aandoen. Insgelijks weerhouden de meeste mensen zich van daden die oneerbiedig jegens de doden zouden zijn.

      Degenen die zich door Gods maatstaven willen laten leiden, zullen zich er evenwel van vergewissen dat hun handelwijze niet voortspruit uit de geloofsovertuiging dat de doden zich bewust zijn van wat er wordt gedaan. Waarom? Omdat een dergelijke overtuiging niet op waarheid is gebaseerd, maar op bijgeloof dat zich vanuit het oude Babylon heeft verbreid. Ze is ook gebaseerd op het bedrog van demonen die zich als de doden voordoen.

      Concrete bewijzen tonen de juistheid aan van de bijbelse leer dat de dood een stilstand van alle leven is en dat de mens geen onsterfelijke ziel heeft die in staat is levend naar de geestenwereld over te gaan. De mens zelf is de ziel, want de Schrift vertelt ons: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.” Bij de dood keren de mensen tot stof terug en houden hun denkprocessen op. — Gen. 2:7; 3:19; Ps. 146:4; Ezech. 18:4.

      HOE GEEFT U BLIJK VAN DROEFHEID?

      Toegeven aan droefheid leidt ertoe dat iemand van emotionele spanningen wordt bevrijd, maar iemand kan emoties niet onbeheerst de vrije loop laten zonder dat hierdoor zijn emotionele evenwicht wordt verstoord. Het is dus verstandig uitingen van droefheid onder controle te houden.

      Gods dienstknechten in het verleden gaven uiting aan verdriet wanneer personen van wie zij hielden, waren gestorven (Gen. 23:2; Deut. 34:8; Joh. 11:33). Toch was het voor hen verboden zich bezig te houden met daden die zouden suggereren dat zij geloofden dat de doden in een geestenwereld verder leven. Jehovah’s dienstknechten mochten hun religie niet verontreinigen door de natiën na te bootsen in daden die een verkeerde houding ten aanzien van de doden weerspiegelden. — Lev. 19:28; Deut. 14:1; 18:10-12.

      Jezus weende om de dood van Lazarus en hij voorzei dat zijn volgelingen na zijn eigen dood als blijk van droefheid zouden vasten (Joh. 11:35, 38; Mark. 2:20). Maar hij zei ook dat zij op zo’n wijze dienden te vasten dat het alleen door God werd opgemerkt en niet door mensen. Hun uiting van droefheid moest uit het hart komen en geen uiterlijk vertoon zijn. — Matth. 6:16-18; vergelijk Joël 2:12, 13.

      Dit alles zal christenen ervan weerhouden de gewoonte over te nemen om als uiterlijk teken van rouw in het zwart gekleed te gaan. Daarentegen zullen godvruchtige personen ten tijde van rouw over een sterfgeval, in het openbaar waarschijnlijk gepaste kleding dragen, daar het dan niet van goede smaak zou getuigen vrijetijdskleding te dragen. — Pred. 3:1, 4.

      Zou dit ook de gewoonte van het waken bij een dode uitsluiten? Zoals dit gebruik door verscheidene religies wordt gevolgd, gaat het vaak de gehele nacht vergezeld van treurig gezang en geween. Het schept voor het getroffen gezin een droefgeestige en deprimerende sfeer. Het waken bij een dode is klaarblijkelijk uit vrees voor de doden ontstaan, en het gebruik had ten doel de overledene gunstig te stemmen en boze geesten af te weren. Daar de bijbel echter aantoont dat de doden „zich van helemaal niets bewust” zijn, is een dergelijk gebruik op een leugen gebaseerd en kan het dus niet met het ware christendom worden gerijmd. — Pred. 9:5, 10.

      Het zou echter wel juist zijn een gezin dat iemand in de dood heeft verloren, een bezoek te brengen. Dit kan men zelfs reeds doen wanneer het lichaam van de overledene nog niet uit het huis is weggehaald, hoewel een christen niet zal deelnemen aan een traditionele dodenwacht die op onschriftuurlijke zienswijzen en gebruiken is gebaseerd. Het spreekt vanzelf dat het geen troost zou geven of het verdriet zou verzachten wanneer men in een droefgeestige sfeer bij elkaar blijft zitten. Evenmin zou het attent zijn om personen die iemand in de dood hebben verloren, een financiële last op te leggen door hen voor een grote hoeveelheid voedsel voor de bezoekers te laten zorgen. Het zou van consideratie getuigen een lang bezoek te vermijden, tenzij u een familielid of een intieme vriend bent. Maar het zou een goede invloed hebben wanneer u uw hulp aanbiedt en „bemoedigend tot de terneergeslagen zielen [spreekt]” (1 Thess. 5:14). Misschien zou u kunnen helpen met wat huishoudelijk werk of door boodschappen te doen of voor maaltijden te zorgen.

      Indien u het echter bent die iemand in de dood heeft verloren, hoe brengt u dan uw verdriet tot uiting? Christenen geven zich niet over aan het bedrijven van buitensporige rouw, en zij zijn niet bevreesd voor de doden. Ook denken zij niet dat de overledenen hulp van de levenden nodig hebben. Christenen koesteren veeleer de hoop dat de doden tot leven zullen worden teruggebracht, want de apostel Paulus verklaarde: „Wij [willen] niet dat gij onwetend zijt betreffende hen die in de dood slapen, opdat gij niet treurt gelijk de overigen, die geen hoop hebben” (1 Thess. 4:13). Daarom wordt het verdriet van een christen door hoop verzacht. — Joh. 11:24; Hand. 24:15.

      Indien u iemand van wie u hebt gehouden in de dood hebt verloren, zal deze hoop op een opstanding u helpen gevoelens van verlies en droefheid te overwinnen. Ze zal u helpen er in uw huidige omstandigheden het beste van te maken en ze zal u kracht geven om anderen te helpen. U kunt bijvoorbeeld andere diepbedroefde personen over uw hoop op een opstanding vertellen en helpen hun verdriet te dragen. — Joh. 5:28, 29.

      WAT VALT ER OVER BEGRAFENISSEN TE ZEGGEN?

      Een christelijke begrafenis voorziet in de mogelijkheid zich van het dode lichaam te ontdoen op een wijze die voldoet aan de wettelijke gezondheidsvereisten en die maatschappelijk aanvaardbaar is. Ze verschaft de gelegenheid de nabestaanden te troosten en alle aanwezigen een boodschap van hoop te geven. Neen, een christelijke begrafenis is geen gewijde plechtigheid om de ziel zogenaamd rust te geven, noch een ceremonie waardoor de „geest van de overledene” gunstig gestemd zou worden. Ook beschouwen christenen het als onmogelijk de doden te „heiligen” door de wijze waarop men hen begraaft. Aangezien de doden „zich van helemaal niets bewust” zijn, kunnen handelingen die men ten aanzien van hen verricht, hun niet ten goede komen of gunstig stemmen, en ook hun positie in Gods ogen niet beïnvloeden (Ps. 6:5; 115:17). De begrafenis (of een rouwdienst, waarbij het dode lichaam wel of niet aanwezig kan zijn) vormt echter beslist een troost voor de nabestaanden en toont hoezeer de geliefde dode geacht werd.

      Hoeveel waarde zou een groots opgezette begrafenis echter hebben indien men de overledene tijdens zijn leven niet met achting heeft bejegend? Sommigen hebben geredeneerd dat een groots opgezette begrafenis, met daaraan verbonden een uitgebreide maaltijd, nodig is om eerbied te tonen jegens de overledene en waardering tot uiting te brengen voor zijn of haar welbestede leven. Maar een dergelijke waardering zou van grotere waarde zijn indien ze tijdens het leven van de persoon was getoond, toen hij of zij deze waardering kon zien en er voordeel van kon trekken.

      Hoewel men dankbaar kan zijn wanneer een overleden persoon een goed leven achter de rug heeft, is de dood toch een vijand (1 Kor. 15:26). Het is een tijd voor droefheid, niet voor vreugde, een tijd om er ernstig over na te denken hoe belangrijk het is zijn leven in overeenstemming met Gods wil te gebruiken. — Pred. 7:2; 9:10.

      Het kan nuttig zijn deze punten te overdenken wanneer men moet beslissen hoe ver men kan gaan in het tonen van eerbied voor een overledene van wie men veel heeft gehouden. Aan de andere kant zijn gebeden voor of tot de doden of offers die voor of aan hen worden gebracht, niet alleen nutteloos maar zelfs onjuist, aangezien de doden geen bewustzijn bezitten. — Jes. 8:19; 38:18.

      HOE IS DE CHRISTELIJKE GEMEENTE ERBIJ BETROKKEN?

      Indien de overleden persoon met de christelijke gemeente verbonden was, zou het normaal zijn wanneer die gemeente werd gevraagd de begrafenis te leiden. In feite heeft de overledene wellicht die wens tot uitdrukking gebracht, en het zou passend zijn wanneer de kinderen of andere familieleden deze zouden eerbiedigen. Het is vanzelfsprekend en redelijk dat de familie het op zich neemt alle regelingen voor de begrafenis te treffen. Hoewel de familieleden zorg dragen voor de kosten en voor de wettelijke kwesties en andere werkzaamheden die er gewoonlijk bij betrokken zijn, kunnen zij — via de ouderlingen — wel vragen of de gemeente de begrafenis wil leiden. — 1 Tim. 5:8.

      Mocht dit werkelijk nodig zijn, dan kan de gemeente toch bepaalde verantwoordelijkheden op zich nemen ten aanzien van de begrafenis van een getrouwe christen die in behoeftige omstandigheden sterft, zonder verwanten die in staat zijn voor deze dingen zorg te dragen. (Vergelijk 1 Timótheüs 5:9, 10.) Dit is iets dat door het plaatselijke lichaam van ouderlingen beslist dient te worden. Indien ongelovige familieleden de zorg voor de begrafenis overnemen, is de christelijke gemeente natuurlijk niet verplicht regelingen te treffen voor een soort gezamenlijke begrafenisdienst, waardoor ze gevaar zou lopen bij intergeloof betrokken te raken. — 2 Kor. 6:14-17; Openb. 18:4.

      Bij alle kwesties die met diensten voor de doden te maken hebben, is het uiterst belangrijk in overeenstemming met de waarheid te handelen. Daarom vermijden christenen alles wat maar enigszins op voorouderaanbidding of op een geloof in „geesten van overledenen” lijkt. Godvruchtige personen tonen hun geloof in de opstanding en hun vastberadenheid om Jehovah te loven, door deel te nemen aan aanbidding die door geen enkele vorm van onwaarheid wordt bezoedeld. — Joh. 4:23, 24; Jak. 1:27.

      [Illustraties op blz. 5]

      Vervult u een huis waar gerouwd wordt, met somberheid? OF

      Moedigt u diepbedroefde mensen aan met hoop die op Gods Woord is gebaseerd?

  • De beloningen van het dienen van één Meester
    De Wachttoren 1980 | 15 juni
    • De beloningen van het dienen van één Meester

      Zoals verteld door Ernest E. Beavor

      VEEL problemen blijven onopgelost doordat ze tijdelijk worden uitgesteld als gevolg van geschipper, waardoor men zich ongelukkig voelt; en schipperen kan komen doordat men probeert twee meesters te dienen. Jezus Christus stelde het zo duidelijk toen hij zei: „Niemand kan twee meesters als slaaf dienen . . . Gij kunt niet God en de Rijkdom als slaaf dienen.” En zijn vleselijke halfbroer Jakobus schreef: „De vriendschap met de wereld [is] vijandschap met God.” — Matth. 6:24; Jak. 4:4.

      Zo ligt de situatie dus. Het gaat heel eenvoudig om de vraag: Wiens vriendschap willen wij genieten? Het is als een oorlog waarin aan de ene kant de wereld, het vlees en de Duivel staan en aan de andere kant Jehovah God en Jezus Christus (1 Joh. 2:15-17). De keus is aan ons. Maar één ding is zeker: Jehovah als Meester kiezen, schenkt de beloningen die tot onbegrensd geluk leiden. Zo hebben de omstandigheden zich in mijn geval ontwikkeld.

      WAARHEIDSZAADJES WORDEN GEZAAID

      Toen ik in 1902 werd geboren, waren mijn ouders Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen destijds werden genoemd. Wij gingen altijd naar de London Tabernacle, waar de Bijbelonderzoekers vergaderden. Hoe belangrijk het is kinderen mee te nemen naar de christelijke vergaderingen, blijkt wel uit het feit dat een van die oude liederen mij nog steeds heel goed is bijgebleven: „O duizend jaar, vol vree en voorspoed! Die blijde dag is lang voorzegd.” Hoe waar! Om eeuwig in dat heerlijke aardse paradijs te mogen leven — wat een beloning voor de velen die de ene Meester dienen!

      Het was voor mij als twaalfjarige jongen bijzonder opwindend het Photo-Drama der Schepping te zien. De vertoning nam vier avonden in beslag en kon gratis in het Londense Operahuis worden bijgewoond. Het Photo-Drama heeft mij krachtig doordrongen van de waarheid van de schepping, in tegenstelling tot de grove onjuistheid van de evolutietheorie. Het „drama” was ook gedenkwaardig doordat er een korte film in voorkwam waarin werd afgebeeld hoe Abraham op het punt stond Isaäk te offeren. Hierdoor bewees Abraham dat hij Jehovah God diende. En hoe groot was zijn beloning, want hij werd „Jehovah’s vriend” genoemd! „Was ik dat maar!” dacht ik toen. — Jak. 2:23.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen