Predik de waarheid tot „alle soorten van mensen”
Ja, „dit is voortreffelijk en aangenaam in de ogen van onze Redder, God, wiens wil het is dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). Volgens Handelingen 2:5-11 bevonden zich op het pinksterfeest in Jeruzalem ook „Arabieren”. Sommigen van hen werden gedoopt nadat zij zich tot het christendom hadden bekeerd.
In deze tijd zijn de meeste Arabieren moslims. Wat weten wij van de moslims? Over het algemeen weinig. Waarom moeten wij ons hier in ons land voor de islam interesseren? Omdat er in Nederland 400.000 moslims wonen.
OORSPRONG EN UITBREIDING VAN DE ISLAM
De wereld van de islam strekt zich uit van Marokko tot Indonesië. Ze kwam vooral in de zevende en achtste eeuw tot bestaan, maar bleef zich sindsdien uitbreiden door het missionaire karakter van de heilige oorlogen. De eerste volgelingen waren Arabieren die zich aangetrokken voelden tot de strenge moraal en de zeer eenvoudige leer. In minder dan twee eeuwen slaagden de Arabieren erin meer dan de helft van de landen rond de Middellandse Zee te veroveren en te bekeren. De islam verbreidde zich tot aan de Gangesvlakte. Thans zijn er in de wereld ongeveer 680.000.000 moslims. De landen die van Marokko tot Pakistan bijna in een rechte lijn liggen, behoren allen tot de islam. Wat al deze volken dus verenigt, is de islam, waarvan de meeste leringen op de koran zijn gebaseerd. De basisbeginselen van de islam zijn weinig in aantal, eenvoudig en duidelijk. Dit zijn:
DE „VIJF PIJLERS VAN DE ISLAM”
De islam beweert niet een nieuwe religie voor de Arabieren te zijn, maar een universele godsdienst die het jodendom en het christendom nieuw leven inblaast. Om tot de moslimgemeenschap toegelaten te worden, moet men eerst in het bijzijn van getuigen de geloofsbelijdenis uitspreken: de sjahada. De moslim heeft nog twee andere verplichtingen: de dagelijkse gebeden (vijfmaal per dag) en de vasten van de ramadan (één maand per jaar). Maar als hij rijk is, komen er nog twee plichten bij: het geven van aalmoezen of godsdienstige bijdragen (zakat), eenmaal per jaar, en de bedevaart naar Mekka, ten minste eenmaal in zijn leven. De moslimwet berust op deze vijf „pijlers”, die duidelijk de verhouding van de mens ten opzichte van God vastleggen. Laten wij deze „pijlers” één voor één onder de loep nemen.
De geloofsbelijdenis of sjahada: Hij die ze, al was het maar één keer in zijn leven, uitspreekt, wordt een moslim en verzekert zich aldus van „redding”. De geloofsbelijdenis van de moslims komt hierop neer: „Er is geen God dan Allah, en Mohammed is de gezant van Allah.” Ze wordt bevestigd in het volgende vers van de koran: „Gelooft daarom in Allah en Zijn boodschapper [d.w.z. Mohammed], . . . volgt hem opdat gij recht geleid moogt worden.” — Soerah 7:159.
In de islam is er geen verval van de menselijke natuur noch een oorspronkelijke zonde. De moslims geloven niet alleen in de zending van Mohammed, hun profeet, maar ook in die van alle boodschappers die aan hem zijn voorafgegaan: Adam, Noach, Abraham, Mozes, Johannes de Doper, Jezus Christus, enzovoort. Zij geloven in de Psalmen, de thora (Wet van Mozes) en het evangelie, maar zij beweren dat sommige boeken door mensen zijn gewijzigd, waardoor de goddelijke persoon is verduisterd. De taak van Mohammed, „Zegel der profeten”, was de goddelijke openbaring in haar oorspronkelijke staat te herstellen.
Het gebed: Elke moslim, man of vrouw, is vanaf de puberteit verplicht te bidden. Om zich aan het gebed te wijden, moet de gelovige ritueel rein zijn; vandaar het belang dat aan de wassingen wordt gehecht. Deze kunnen naar gelang van de graad van onreinheid gedeeltelijk of volledig zijn. Vijfmaal per dag roept de muezzin vanaf zijn minaret op tot gebed. Dit bestaat uit een geheel van strikt voorgeschreven bewegingen, gebaren en aanroepingen. Bij de oproep van de muezzin begeven de gelovigen zich naar de moskee of doen hun gebed thuis. Bovendien keren alle gelovigen ter wereld zich tijdens hun gebed naar hetzelfde punt: de Kaʼba, het huis van God te Mekka. Dit beklemtoont de eenheid van de gehele gemeenschap, zonder onderscheid van klasse, ras of sekte. Voor de islam is de gezamenlijke dienst de beste en de meest formele manier van bidden. Als dat onmogelijk of moeilijk is, bidt elke man of vrouw alleen.
De vasten: De maand ramadan (gekozen omdat Mohammed in die maand voor het eerst zijn „goddelijke openbaringen” kreeg) is de negende maand van de moslimkalender. Ze kenmerkt het begin van een vasten die 29 à 30 dagen duurt. Heel de moslimgemeenschap is ertoe verplicht, behalve de kinderen die de puberteit nog niet bereikt hebben. Zwangere vrouwen of kraamvrouwen, zieken, reizigers en zij die zwaar werk verrichten, worden tijdelijk vrijgesteld, maar zij zijn verplicht om de dagen dat zij niet hebben gevast in de loop van het jaar in te halen.
De vasten moet streng in acht genomen worden van zonsopgang tot zonsondergang, elke dag van de maand. Het is dan streng verboden te roken, enig voedsel of drank tot zich te nemen en seksuele betrekkingen te hebben. Deze verboden gelden niettemin slechts van ’s morgens tot zonsondergang, niet ’s nachts. Met de maaltijd van de „vastenbreking” wordt het sociale leven hervat.
De aalmoezen: Het Arabische woord hiervoor heeft als grondwoord zakat, wat „gezuiverd” betekent. De wettelijke aalmoes zuivert in feite de goederen die de moslim bezit en waarvan een gedeelte aan God toekomt. Iedereen die goederen bezit en die gezond van lichaam en geest is, moet de bijdrage in natura betalen, of hij nu veefokker, landbouwer of koopman is. De opbrengst van de zakat, een tiende of twintigste van het kapitaal, naar gelang van de omstandigheden, moet worden uitgedeeld aan de armen, aan de inzamelaars van de Staat, aan slaven die zich willen vrijkopen enzovoort. Ze komt dus van de rijken en wordt gegeven aan de misdeelden. De koran zegt er het volgende over: „Als gij openlijk aalmoezen geeft is het goed, maar als gij dit in stilte doet en aan de armen geeft is het beter voor u en Hij zal de fouten van u wegnemen. En Allah weet, wat gij doet” (Soerah 2:272). Men kan hier een zekere gelijkenis vaststellen met Matthéüs 6:1-4.
De bedevaart naar Mekka: De koran beschrijft deze vijfde „pijler” van de islam als volgt: „En volbrengt de Bedevaart en het Bezoek voor Allah. Doch indien gij belemmerd zijt, dan zoveel offergave als doenlijk is.” — Soerah 2:196, vertaling van prof. dr. J. H. Kramers.
Eenmaal in zijn leven moet de moslim (als hij de middelen daartoe heeft) de bedevaart naar Mekka volbrengen. Vroeger vergden de voorbereiding en de reis een jaar. Thans is dat niet meer dan een maand. De gemiddelde onkosten (ongeveer ƒ 2400) betekenen voor velen een groot financieel offer. Ieder jaar komen meer dan een miljoen moslims uit alle delen van de wereld naar Mekka, het heilige gebied dat op straffe des doods verboden is voor niet-moslims.
Vlak na zijn aankomst verricht de moslim de tawaf rond de Kaʼba, dat wil zeggen, hij loopt zevenmaal rond de vereerde tempel in een processie die gepaard gaat met gebeden. Bij elke ronde moet de pelgrim de Zwarte Steen kussen (een stuk basalt, gezet in zilver, dat in de oostelijke hoek van het gebouw is ingemetseld).
Hij neemt een glas water bij de bron Zamzam, waarvan het water reinigende kracht bezit. Daarna gaat hij naar de Assafa en Al-Marwa, twee naast elkaar gelegen heuvels. Daar legt hij zevenmaal de afstand tussen die heuvels af (380 meter), terwijl hij de hierbij passende gebeden uit. Deze tocht beeldt de radeloosheid van Hagar af toen ze, verjaagd door Abraham, haar zoon van de dorst zag sterven, tot het ogenblik dat er water opborrelde uit de bron Zamzam, waardoor de jonge Ismaël werd gered.
Ongeveer twintig kilometer van het heiligdom ligt de berg Arajat, de plaats waar Adam en Eva zouden hebben geleefd. Daar vindt het belangrijkste ritueel plaats: de wogoef. Hierbij staan de gelovigen recht voor Allah. Dit „van aangezicht tot aangezicht” staan duurt de gehele middag, terwijl de zon langzaam in kracht afneemt.
Deze pelgrims hebben nog een verplichting. Zij moeten symbolisch een steen gooien naar de demon die, in de gestalte van een geit, Abraham ervan weerhield zijn offer te brengen. Dezelfde dag heeft het grote feest van de Aid el Kébir plaats, waarbij men het offer van Abraham herdenkt. In Mina, een dorpje dat vijf kilometer van het heiligdom ligt, slacht men dan duizenden dieren, vooral schapen.
De bedevaart loopt nu ten einde. Op de derde dag na de Aid el Kébir bezoekt de gelovige voor de laatste maal de heilige plaatsen van Mekka. Wanneer deze bedevaart eenmaal is volbracht, staat de gelovige voor de rest van zijn leven bij zijn broeders in aanzien. Voortaan voegt hij hadjdj aan zijn naam toen een dagelijkse herinnering aan wat voor hem een bijzondere religieuze ervaring is geweest.
DE ISLAMITISCHE GESCHRIFTEN EN STROMINGEN
1) De koran: Dit „geopenbaarde” boek, dat 114 Soerahs of hoofdstukken bevat, werd door Mohammed tijdens zijn leven verkondigd. De moslims beschouwen de 6226 verzen ervan als het Woord van God. De grootste belediging die men een moslim kan aandoen, is te beweren dat Mohammed de auteur van dit Heilige Boek is. Het is een „goddelijke” boodschap, waaraan de profeet geen woord heeft toegevoegd en waarvan hij niets heeft weggelaten. Ze werd door de engel Gabriël overgebracht.
De koran werd niet in één keer geopenbaard, maar in gedeelten, verspreid over een periode van 23 jaar (van 610 tot 632), vanaf het ogenblik dat Mohammed 40 jaar was. Bij zijn dood hield de openbaring op. De koran vermeldt onder andere de boeken van Abraham en Mozes, de thora, de Psalmen van David, het evangelie van Jezus en de boeken van de Ouden. Zonder enige wijziging in 14 eeuwen is de koran 340 maal, in 30 verschillende talen, vertaald.
Het is opmerkenswaardig dat de „openbaring” aan Mohammed zeer kort van duur was; ze strekte zich over iets meer dan twintig jaar uit. De moslims geven toe dat deze openbaring zeker niet de eerste was. Voor hen is de bijbel ook een heilig boek. De koran is echter niet de enige basis van de islam. Hij wordt aangevuld door de hadith, gedeeltelijk legendarische geschriften over het leven van de profeet. Deze vormen de sunna (de traditie) en verklaren enkele onduidelijke punten van de koran.
Hoewel de koran naar men zegt door Allah zelf werd gedicteerd, is hij niet vrij van leemtes, dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden. Ook de moslims zijn er vroeg mee begonnen de tekst van de koran te interpreteren, te verduidelijken of aan te vullen, zonder daarbij evenwel heiligschennis te plegen. Zij hebben daartoe een beroep gedaan op de sunna, dat wij zeggen, de „gebruiken van de profeet”, al zijn gedragingen en uitspraken buiten de openbaringen, en zelfs op de „gebruiken” van zijn intiemste metgezellen. Reeds vóór het einde van de zevende eeuw begon men een uitgebreid onderzoek met als doel alle tradities betreffende de sunna, de hadith, te verzamelen. Dit resulteerde in de tiende eeuw in verschillende lijvige boekwerken met „grondig geverifieerde” teksten. Aldus verschijnt er naast de koran een tweede bron voor kennis en interpretatie van de „Wet”, hetgeen de oorzaak is van heel wat meningsverschillen tussen de „wetsgeleerden”. Religieuze, juridische, ja zelfs economische en sociale kwesties kunnen niet opgelost worden door eenvoudig de koran of de sunna te raadplegen. Hierdoor rijzen grote problemen. Controverses ontstaan, scholen worden opgericht die elkaar bestrijden en elkaar wederzijds beschuldigen van dwaling of ketterij.
2) De sekten: Mohammed had geen enkele richtlijn achtergelaten met betrekking tot een opvolger als leider van de gemeenschap. De kwestie werd na zijn dood geregeld door het kiezen van een khalifa, dat wil zeggen, een „plaatsvervanger van de Profeet van Allah”. Maar ook deze oplossing deed niet lang daarna talloze problemen rijzen. Na de verkiezing van de vierde kalief, Ali, de schoonzoon van Mohammed, ontstond er een conflict tussen deze man en een andere Mekkaan die eveneens tot de aristocratie van de stad behoorde. De Charidjieten, een sekte die thans nog bestaat, waren eerst aanhangers van Ali, maar scheidden zich in 657 van hem af. Maar anderen bleven Ali, en daarna zijn familie, trouw. Dit zijn de Sjiïeten, de op één na belangrijkste sekte van de islam. De Sjiïeten beroepen zich dus op Ali en verschillen hierin met de gemeenschap die men over het algemeen Sunnieten noemt. Dezen beroepen zich op alle metgezellen van de profeet.
In de praktijk zijn de sekten op „politiek” gebied verdeeld door de keuze van een kalief. Voor de Sjiïeten kan dit alleen een afstammeling van Ali zijn; voor de Sunnieten moet hij op zijn minst een Arabier zijn en tot de stam van de profeet behoren. Voor de Charidjieten kan elke goede moslim, zelfs al is hij geen Arabier, tot kalief worden aangesteld.
OVEREENKOMSTEN TUSSEN DE KORAN EN DE BIJBEL
Bij de eerste contacten met moslims moet men vooral de nadruk leggen op de punten van overeenkomst. Men kan het onderwerp over de „pijlers van de islam” doornemen, en wat de profeet Isa (Jezus) heeft gezegd. Daarbij kunnen de hieronder verschafte punten worden gebruikt. Wij zullen nu deze overeenkomsten onderzoeken aan de hand van citaten uit de koran.
1) Eén enkele God: „Zeg: Hij Allah is één. Allah, de Eeuwige. Niet heeft Hij verwekt noch is Hij verwekt. En niet één is aan Hem gelijkwaardig” (Soerah 112:1-4, vertaling van prof. dr. J. H. Kramers). De islam houdt zo streng vast aan het idee van één enkele God, dat men het katholieke dogma van de Drieëenheid en de vleeswording van Christus met de volgende woorden verwerpt: „Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: ’Drie (in één).’ . . . Voorwaar, Allah is de enige God.” — Soerah 4:172.
2) De aanbidding van Maria en Jezus wordt veroordeeld: „En wanneer Allah zal zeggen: ’O Jezus, zoon van Maria, hebt gij tot de mensen gezegd: „Beschouwt mij en mijn moeder als twee Goden naast Allah”’, zal hij antwoorden: ’Heilig zijt Gij. Ik zou nooit kunnen zeggen, waarop ik geen recht had.’” — Soerah 5:117.
3) De eerste vier „pijlers” en de Bergrede:
a. De toetreding of sjahada komt enigszins overeen met de bijbelse stappen die in Handelingen 3:19 beschreven staan.
b. Het gebed of salat is vergelijkbaar met Matthéüs 6:5-8.
c. De vasten of sawm kan in verband worden gebracht met Matthéüs 6:17, 18.
d. De aalmoes of zakat is vergelijkbaar met Matthéüs 6:1-4.
4) De koran bevestigt het getuigenis en de authenticiteit van de bijbel: „Zegt: ’Wij geloven in Allah en in hetgeen ons is geopenbaard en in hetgeen tot Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de stammen werd nedergezonden en in hetgeen aan Mozes en Jezus werd gegeven en in hetgeen aan alle andere profeten werd gegeven door hun Heer. Wij maken geen onderscheid tussen hen en aan Hem onderwerpen wij ons’” (Soerah 2:137). „Hij heeft u het Boek met de waarheid nedergezonden, vervullende, hetgeen er aan voorafgaat en Hij zond voordien de Torah en het Evangelie als leiding voor het volk” (Soerah 3:4). „Wij zonden de Torah neder, waarin leiding en licht was . . . En Wij deden Jezus, zoon van Maria in hun voetsporen treden, vervullende, hetgeen vóór hem in de Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht en leiding bevatte, bevestigende hetgeen daarvóór in de Torah was en een leiding en een vermaning voor de godvrezenden. . . . En Wij hebben u het Boek (de Qorʼaan) met de waarheid geopenbaard vervullende hetgeen daarvóór in het Boek (de Bijbel) was (verkondigd) en als bewaker daarover” (Soerah 5:45, 47, 49). „En deze Qorʼaan kon door niemand buiten Allah worden voortgebracht. Integendeel, hij is de vervulling van datgene wat er vóór was en is een uiteenzetting van de Wet door de Heer der Werelden, daaraan is geen twijfel.” — Soerah 10:38.
5) De koran vraagt de moslim naar het onderwijs van Christus te luisteren en het na te volgen: „De engelen zeiden: ’O, Maria, waarlijk, Allah geeft u blijde tijding door Zijn woord: Zijn naam zal zijn: de Messías, Jezus, zoon van Maria, geëerd in deze wereld en in de volgende en hij zal tot hen behoren die in Gods nabijheid zijn.’ . . . Ik [Jezus] kom tot u met een teken van uw Heer bevestigende wat vóór mij was, namelijk, de Torah . . . vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. Voorzeker, Allah is mijn Heer en uw Heer, . . . Allah zeide: ’O, Jezus, ik zal u doen sterven en u tot Mij opheffen en u zuiveren van de ongelovigen en zal uw volgelingen tot de laatste dag over hen doen zegevieren die u niet geloven.’” — Soerah 3:46, 51, 52, 56.
6) Het geloof in de Drieëenheid wordt veroordeeld: „Allah! Er is geen God dan Hij, de Levenden de Zelfbestaande” (Soerah 2:256). „Waarlijk zij lasteren God, die zeggen: ’Allah is Eén der Drie.’ Er is geen God dan de enige God.” — Soerah 5:74.
7) Men mag de ongelovigen niet dwingen te geloven: „Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden” (Soerah 2:257). „Zeg tot degenen aan wie het Boek is gegeven en tot de onwetenden: ’Hebt gij u onderworpen?’ Als zij zich onderwerpen, dan zijn zij op de rechte weg, maar indien zij zich afwenden, dan is uw plicht slechts de duidelijke verkondiging ervan; en Allah ziet zijn dienaren” (Soerah 3:21). „Indien uw Heer had gewild, zouden allen die op aarde zijn, zeker tezamen hebben geloofd. Wilt gij de mensen dan dwingen, gelovigen te worden?” — Soerah 10:100.
8) Afgoderij wordt veroordeeld: „Afgoderij is ernstiger dan doodslag” (Soerah 2:214, Franse vertaling van Savary). „Allah vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt, maar Hij zal al hetgeen daarbuiten staat vergeven, wie Hij wil. En wie iets met Allah vereenzelvigt, heeft inderdaad een zeer grote zonde begaan” (Soerah 4:49). „Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen God naast Hem; en wend u van de afgodendienaren af.” — Soerah 6:107.
9) Leugen wordt verworpen: „Verwart de waarheid niet met de onwaarheid, noch verbergt de waarheid tegen beter weten in.” — Soerah 2:43.
10) De koran erkent het bestaan van de Duivel: „Ik vond, dat zij en haar volk de Zon aanbaden in plaats van Allah en Satan heeft hun werken voor schoonschijnend gemaakt en heeft hun de weg versperd, zodat zij geen rechte leiding volgen” (Soerah 27:25). „Gelastte Ik u niet, o gij kinderen van Adam, dat gij Satan niet zoudt dienen, daar hij een openlijke vijand van u is, . . . Toch deed hij een groot gedeelte uwer dwalen. Hadt gij dan geen verstand?” (Soerah 36:61, 63) „En als een ophitsing van Satan u treft, zoek dan toevlucht tot Allah.” — Soerah 41:37.
11) De goddelozen zullen worden afgesneden: „Voorzeker, de onrechtvaardigen zullen niet slagen” (Soerah 6:22). Men kan een zekere gelijkenis zien met Spreuken 2:22.
12) De koran bevestigt de almacht van God: „O, Allah, Heer van het Koninkrijk, Gij geeft heerschappij aan wie Gij wilt en neemt terug van wie Gij wilt. Gij verheft, wie Gij wilt en vernedert, wie Gij wilt. Slechts in Uw hand is het goede. En Gij hebt macht over alle dingen” (Soerah 3:27). Men zou hier een gelijkenis kunnen zien met Spreuken 21:1 en Daniël 2:21.
13) De koran veroordeelt hen die de bijbel vervalsen: „Sommigen hunner zijn ongeletterd, zij weten niets van het Boek [de Pentateuch], maar hebben hun valse denkbeelden: zij vermoeden slechts. Wee daarom degenen, die een boek met hun eigen handen schrijven en dan zeggen: ’Dit is van Allah’, opdat zij er een onwaardige prijs voor kunnen nemen” (Soerah 2:79, 80). Men merkt een zekere gelijkenis op met de passages in Deuteronomium 4:2 en Openbaring 22:18, 19.
14) De zondvloed: „Toen Ons gebod kwam en de bronnen der aarde spoten, zeiden Wij: Scheept twee paar van alles in, en uw familie” (Soerah 11:41). Zie Genesis 7:5, 9.
15) De opstanding: „’Als wij dood zijn en stof en beenderen zijn geworden, zullen wij inderdaad herrijzen? En ook onze voorvaderen?’ Zeg: ’Ja, de vroegeren en de lateren zullen tezamen worden verzameld op de vastgestelde tijd van een bepaalde Dag’” (Soerah 56:48-51). Men kan verband zien met Johannes 5:28, 29 en Handelingen 24:15.
16) Jezus’ wonderen worden erkend: „. . . toen gij [Jezus] de blinden en de melaatsen door Mijn gebod hebt genezen en de doden opgewekt; en toen Ik de kinderen Israëls er van weerhield, (u te doden), toen gij met duidelijke tekenen tot hen kwaamt en degenen onder hen die verwierpen, zeiden: ’Dit is niets, dan klaarblijkelijke tovenarij.’” — Soerah 5:111.
ANDERE PUNTEN, DIE LATER BESPROKEN KUNNEN WORDEN
Het is passend deze punten met veel tact aan te snijden, wanneer de huisbewoner je, na verscheidene weken, vertrouwt. Wanneer je meent dat dit het geval is, kun je tactvol beredeneren dat de koran openlijk verklaart de bijbel te bevestigen. (Zie de aangehaalde Soerahs onder punt vier van de rubriek ’overeenkomsten’.) Vervolgens kun je spreken over de verschillen tussen de koran en de bijbel. Hier volgen enkele voorbeelden:
1) Jezus zou niet gedood zijn: „En om hun zeggen: ’Wij hebben de Messías, Jezus, zoon van Maria, de boodschapper van Allah gedood’, — maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten dode), — doch het werd hun verward [„een andere persoon, die op hem geleek, werd met hem verwisseld”, Franse vertaling van Kasimirski] . . . en zij doodden hem gewis niet, integendeel, Allah verhief hem tot Zich . . .” — Soerah 4:158, 159.
2) De positie van de mens ten opzichte van de engelen: Volgens de bijbel werd de mens een weinig lager dan de engelen geschapen (Ps. 8:5; Hebr. 2:7-9). Volgens de koran zijn de engelen inferieur aan de mens: „Toen Wij tot de engelen zeiden: ’Onderwerpt u aan Adam’, onderwierpen zich allen, behalve Iblies. Hij weigerde, hij was hoogmoedig. Hij behoorde tot de ongelovigen.” — Soerah 2:35.
3) Er mag geweld gebruikt worden om ongelovigen te bekeren: „Doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven” (Soerah 2:192). „Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de Zaʼkaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol” (Soerah 9:5). Toch schijnen volgens de koran allen redding te ontvangen: „Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen — wie onder hen ook in Allah en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren.” — Soerah 2:63.
4) De koran moedigt ertoe aan in fatalisme te geloven: „Allah laat wie Hij wil dwalen en Hij plaatst op het rechte pad wie Hij wil.” — Soerah 6:40.
5) Geloof in de onsterfelijkheid van de ziel: „Er is voor hen een straf in het tegenwoordige leven, doch de straf van het Hiernamaals is gewis zwaarder en zij zullen tegen Allah geen verdediger hebben” (Soerah 13:35). „Gij wenst de goederen van deze wereld terwijl Allah het Hiernamaals voor u wenst.” — Soerah 8:68.
6) De brandende hel: „Maar wie onder u zich van zijn geloof afkeert en sterft als een ongelovige — diens werken zullen tevergeefs zijn in deze wereld en in de toekomende. Dezulken zijn de bewoners van het Vuur en zij zullen daarin verblijven” (Soerah 2:218). „Zij die verwerpen zullen in de hel worden verzameld. Zodat Allah de bozen van de goeden moge scheiden en de bozen bij elkander moge drijven en hen allen tezamen moge ophopen en hen dan in de hel moge werpen” (Soerah 8:37, 38). Soerah 4:57 schijnt het vers te zijn dat de meeste nadruk legt op de martelingen van de hel, met de woorden: „Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven, opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan. Waarlijk, Allah is Almachtig, Alwijs.”
7) Het vagevuur of alaraf: „En er zal een scheiding tussen beiden zijn; en er zullen op de verheven plaatsen [alaraf] mannen zijn die allen aan hun merktekenen herkennen. En zij zullen tot de bewoners van het paradijs roepen: ’Vrede zij over u.’ Dezen zullen het paradijs nog niet zijn binnengegaan, maar zij hopen het.” — Soerah 7:47.
8) Polygamie is toegestaan: „En als gij vreest dat gij niet rechtschapen zult zijn bij het behandelen der wezen, huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten. Dat is voor u de beste weg, om onrechtvaardigheid te voorkomen.” — Soerah 4:4.
9) Christus zou de komst van Mohammed hebben aangekondigd: De islam leert dat net zoals de bijbel bij monde van Mozes de komst van de Messías aankondigde, Christus de komst van Mohammed voorzei (volgens Soerah 61:7). Deze uitleg vinden wij bevestigd in het boek „Vie de Mahomet” (Leven van Mohammed). De schrijver, C. Virgil Gheorghiu, zet deze stelling als volgt uiteen: „De geboorte van Mohammed, zoals deze in de koran staat opgetekend, is aangekondigd door alle voorgaande profeten, en zelfs door Jezus Christus. De koran zegt: ’Ik ben Allah’s boodschapper voor u, datgene bevestigend wat vóór mij in de Torah was, en een blijde tijding gevende van een boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal Ahmad [Mohammed] zijn’ (Soerah 61:7). In het Evangelie volgens Johannes zegt Jezus tot zijn discipelen dat hij zal sterven, maar dat hij de Parakleet, dat wil zeggen een vertrooster, zal zenden. . . . Het Griekse woord Parakletos wordt vertaald met vertrooster, verdediger, advocaat, raadgever, assistent. . . . Deze Parakletos . . . is de Heilige Geest. Dit is de christelijke interpretatie. . . . De moslims lezen niet Parakletos, maar Periklitos, wat Ahmed of Mohammed betekent. Mohammed of ’Meest geprezene’ is de superlatief van het woord ’Ahmed’ = ’geprezene’, wat in het Grieks ’periklitos’ is.”
Een soortgelijke uitleg is te vinden in een kanttekening in de (Franse) vertaling van de koran door professor Hamidullah, waar wij lezen: „De moslimtraditie vat dit gezegde uit de mond van Jezus op als de aankondiging van Muhammad [Mohammed]. . . . Gelieve op te merken dat een schrijver uit de achtste eeuw, Ibn Ishâc, de passage in Johannes 14:16 aanhaalt en zegt dat ’Biriklutus’ ’Muhammad’ betekent. Wie weet of hij in de evangeliën van zijn tijd niet Periklitos in plaats van Parakletos las?”
10) Het binnendringen van bijgeloof en Babylonische gebruiken in de islam: Guillemette de Sairigné beschrijft dit als volgt in haar boek „L’islamisme”: „Onder de voorschriften voor aanbidding in de koran zijn vele oude semitische tradities die duizenden jaren in de woestijn bewaard zijn gebleven en soms zijn veranderd doordat de Arabieren met joodse christenen in contact kwamen.” Over de bedevaart naar Mekka voegt hetzelfde werk hieraan toe: „De ’tawaf’ (de tocht rond de Kaʼba) en de aanbidding van de Zwarte Steen zijn afkomstig van de Babyloniërs. . . . De ’wogoef’ (het staan voor Allah) herinnert aan de zonaanbidding zoals die beoefend werd door de Moabieten in de negende eeuw v. Chr. De Kaʼba zelf is de oude Kaabou, van het Griekse woord voor ’jong meisje’, en duidt de godin Isjtar, dat wil zeggen Venus, aan.”
11) Identificatie van de Messías: De moslims zijn het er niet over eens wie de Messías is. Sommigen zeggen dat het Jezus Christus is, die volgens de koran niet aan de paal gestorven is. (Zie punt 1 en Soerah 4:158, 159.) Sommige overleveringen beweren dat het een bloedverwant van Mohammed was. Volgens een andere overlevering zou het einde van de wereld beginnen met de verschijning van een antichrist. Volgens deze zelfde overlevering zou de regering van de antichrist slechts 40 dagen duren, want de Messías („Mahdi” in het Arabisch) zou hem doden en de gerechtigheid op aarde herstellen. Al deze opvattingen weerspiegelen dus geen eenheid van geloof ten aanzien van de verschijning van de Messías in de islam. Toch bevestigt Soerah 4:172 dat „de Messías, Jezus, zoon van Maria” is.
12) Het einde van de wereld: In de koran wordt het einde van de wereld als volgt aangekondigd: „En wanneer een enkele stoot op de bazuin zal worden geblazen, en de aarde en de bergen van hun plaats zullen worden opgeheven en terstond zullen worden verbrijzeld, op die Dag zal de grote gebeurtenis plaats vinden. En de hemelen zullen uiteen splijten, zodat deze op die Dag zwak zullen zijn” (Soerah 69:14-17). Dan volgt een universele dood: „Roep slechts één God aan. Hij is uniek. Alles zal voor zijn aangezicht vergaan. Hij is de opperste rechter. U zult voor hem verschijnen” (Soerah 38:88, Franse vertaling van Savary). De bijbel spreekt daarentegen in Openbaring 7:9 over „een grote schare” die het ingrijpen van God overleeft.
13) De predestinatie: Vele moslims geloven hierin en halen bepaalde gedeelten van de koran aan, zoals Soerah 87:2-4: „Verheerlijk de Naam van uw Heer, de Allerhoogste. Die schept en vervolmaakt, en Die bepaalt en leidt.” Men leest ook: „Zeg: ’Niets kan ons overkomen, behalve hetgeen Allah voor ons heeft verordend. Hij is onze Beschermer. En in Allah zullen de gelovigen hun vertrouwen leggen’” (Soerah 9:51). Vandaar overleveringen als deze: „Er is niemand van u van wie niet van tevoren de plaats in de hel of in het paradijs is bepaald.”
Andere passages spreken daarentegen weer over de vrijheid van elk individu: „Zeg: ’Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil. Voorwaar, wij hebben de boosdoeners een Vuur bereid, welks omheining hen zal insluiten.’” — Soerah 18:30.
14) Onjuistheden in verband met de zondvloed: „Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij verbleef onder hen duizend jaar op vijftig jaar na. En de zondvloed achterhaalde hen terwijl zij onrechtvaardig waren” (Soerah 29:15). Volgens Genesis 7:11 was het echter ’in het zeshonderdste jaar van Noachs leven dat de sluizen van de hemel werden geopend’. Bovendien roept Noach volgens Soerah 11:43 naar zijn zoon, die zich afzijdig houdt: „O mijn zoon, scheep u met ons in en wees niet met de ongelovigen.” Ook dit komt niet overeen met 2 Petrus 2:5, waar staat dat acht personen werden gered en niet zeven, zoals de koran te kennen geeft.
GEBRUIK EEN TERMINOLOGIE WAARMEE MOSLIMS VERTROUWD ZIJN
1) De moslims noemen Jezus „Isa” en „Nabi”, dat wil zeggen, Profeet, en geven christenen de naam „Nazara”.
2) Mozes heet „Nabi Musa”.
3) Maria wordt „Mirjam” of „Marjam” genoemd.
4) De „Tevrat” is de Wet of de vijf boeken van Mozes (de Pentateuch).
5) De „Zebur” zijn de geschriften van de bijbelse profeten of de Hagiografen.
6) De „Indjil” is het „Nieuwe Testament” of de christelijke Griekse Geschriften.
Voor de moslim bestaat de volledige bijbel dus uit de „Tevrat”, de „Zebur” en de „Indjil”.
SUGGESTIES VOOR DE EERSTE CONTACTEN
Behalve het voorgaande, kun je ook suggesties toepassen uit het boek „Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst” (qm), blz. 197, par. 12: „Wanneer wij met moslims spreken, die in de Qorʼaan geloven, moeten wij bedenken dat de Qorʼaan in grote mate op joodse overleveringen steunt en niet op de bijbel. Breng daarom punten ter sprake uit de Hebreeuwse Geschriften, over Abraham, Izak, Jakob en de profeten, waarin zij, volgens hun beweringen geloven, en maak niet zoveel gewag van de Christelijke Griekse Geschriften. Spreek tevens over de opvoedkundige aard van ons werk, hoe hun geestesgesteldheid er op zal vooruitgaan. Kies vervolgens tegenstrijdige plaatsen in de Qorʼaan uit en bewijs daarmee dat de Qorʼaan zichzelf tegenspreekt en niet, zoals de bijbel, betrouwbaar is.”
GESPREKSPUNTEN
Wat nu volgt, wordt slechts bij wijze van voorbeeld gegeven. Je zou het gesprek als volgt kunnen beginnen:
I. „Ik ben blij dat ik met u kan spreken, want moslims hebben de reputatie zeer gelovig te zijn. Weet u, in tegenstelling tot de katholieken beweren wij niet dat Jezus (Isa) God is. U bent ook die mening toegedaan, niet waar? [Geef gelegenheid voor antwoord.] U zult misschien verbaasd zijn te horen dat de Indjil niet leert dat Jezus de Almachtige God is. Integendeel, Jezus noemde God ’mijn God’ en ’de enige ware God’. [Lees Johannes 20:17 en 17:3.] De Indjil zegt ook dat Jezus door God ’gezonden’ werd en dat hij de ’middelaar tussen God en de mensen’ is. [Lees Johannes 5:30 en 1 Timótheüs 2:5, 6.] De koran en de bijbel spreken dus de waarheid wanneer ze zeggen dat Isa niet God is. [Stel vast of de huisbewoner dit punt aanvaardt.] Wist u dat Mohammed moslims de raad geeft de bijbel te bestuderen? [Geef gelegenheid voor antwoord.] Ik zou u een volgende keer graag een paar overeenkomsten tussen de bijbel en de koran laten zien. [Maak een afspraak.] Intussen [als je denkt dat de situatie dit toelaat] zou ik u graag dit exemplaar van de bijbel en dit boek (Goed nieuws dat u gelukkig kan maken) voor een bijdrage van . . . willen aanbieden. [Moedig de huisbewoner aan de hoofdstukken 2 en 3 van het boek aandachtig door te lezen.]” Bij het volgende bezoek kun je het kadertje op bladzijde 12 van het boek bespreken, waar de koran als een van de belangrijke religieuze geschriften wordt aangeduid.
II. „Als moslim hebt u vast wel van Abraham gehoord. [Geef gelegenheid voor antwoord.] De koran en de bijbel spreken lovend over deze dienstknecht van God. Zoals u misschien wel weet, beloofde God de Hebreeër Abraham dat de gehele mensheid eens door zijn nageslacht gezegend zou worden. [Lees Genesis 22:18.] Ik weet zeker dat u wat meer zult willen nadenken over deze belangrijke kwestie ten aanzien van het nageslacht waardoor alle natiën der aarde zich zullen zegenen. Daarom wil ik u graag deze uitstekende vertaling van de Tevrat en dit boek, dat er een verklaring van geeft, aanbieden. Het zal u bewijzen geven uit de Tevrat, de Zebur en de Indjil, waardoor u in staat zult zijn het ware nageslacht van Abraham te identificeren.
III. Tijdens het eerste contact kun je ook de stof gebruiken onder „Overeenkomsten tussen de koran en de bijbel”.
Wij hopen dat het bovenstaande jullie in staat zal stellen oprechte moslims te helpen. Zij behoren immers ook tot „alle soorten van mensen” die God op de dag van zijn ingrijpen, die heel nabij is, graag gered wil zien. — 1 Tim. 2:4.
Opmerking: Tenzij anders vermeld, zijn de aanhalingen uit de koran genomen uit de Nederlandse vertaling die is uitgegeven door de Ahmadiyya Beweging.