Lied 219
Jehovah’s hemelse troon
1. U, o Jehovah, bent onze Heer.
Machtig is uw glorie, God, uw troon draagt eer.
Een boog, smaragdgroen, straalt om u heen.
Uw volmaakte vreedzaamheid is heel sereen.
2. Op tronen zitten, tot dienst gereed,
Vierentwintig oud’ren, rein, in wit gekleed.
Vier scheps’len roemen luid, dag en nacht,
Al uw wijsheid, liefde, God, uw recht en macht.
3. Bliksem en donder gaan van u uit,
Zó, dat elk uw waarheid hoort, helder en luid.
Uw glazen zee beduidt zuiverheid.
Maak ons door uw heilig Woord rein voor altijd.
4. Dit visioen, dat uw grootsheid toont,
Doet ons loven u, o God, die zeer hoog troont.
Jezus is Redder, Koning en Heer;
Dus door hem bewijzen wij u lof en eer.