7D „Verbond” — in de oude Hebreeuwse betekenis gebruikt
Heb 9:16 — Gr.: διαθήκη (di·a·theʹke)
1887 |
|
The Holy Bible, door Robert Young, Edinburgh. |
1897 |
|
The Emphasised Bible, door J. B. Rotherham, Cincinnati (VS). |
1963 |
|
Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, Brooklyn (VS) (New World Translation of the Christian Greek Scriptures, Brooklyn [VS] 1950). |
Het woord di·a·theʹke komt 33 maal in de Griekse tekst voor, namelijk in Mt 26:28; Mr 14:24; Lu 1:72; 22:20; Han 3:25; 7:8; Ro 9:4; 11:27; 1Kor 11:25; 2Kor 3:6, 14; Ga 3:15, 17; 4:24; Ef 2:12; Heb 7:22; 8:6, 8, 9, 9, 10; 9:4, 4, 15, 15, 16, 17, 20; 10:16, 29; 12:24; 13:20; Opb 11:19. De Nieuwe-Wereldvertaling geeft het Griekse woord di·a·theʹke op deze 33 plaatsen met „verbond” weer.
Het woord di·a·theʹke komt zevenmaal in aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften voor, namelijk in Ro 11:27 (uit Jes 59:21); Heb 8:8 (uit Jer 31:31), 9 (tweemaal, uit Jer 31:32), 10 (uit Jer 31:33); 9:20 (uit Ex 24:8); 10:16 (uit Jer 31:33). In deze aangehaalde teksten is het Hebreeuwse woord in M ברית (berithʹ, „verbond”), en het Griekse woord in LXX διαθήκη (di·a·theʹke).
Alhoewel di·a·theʹke in de christelijke Griekse Geschriften klaarblijkelijk net als in het oude Hebreeuws de betekenis van „verbond” heeft, geven veel moderne vertalers di·a·theʹke in Heb 9:16, 17 met „uiterste wilsbeschikking” of „testament” weer. Aldus brengen zij tot uitdrukking dat de schrijver van het boek Hebreeën een andere betekenis aan dit Griekse woord wilde geven.
In de Cyclopedia of Biblical, Theological, and Ecclesiastical Literature door John McClintock en James Strong, Grand Rapids (Michigan, VS), herdruk 1981, Deel II, blz. 544, staat echter: „Daar de Sept. בְּרִית (dat nooit uiterste wilsbeschikking of testament, maar altijd verbond of overeenkomst betekent) overal in het O. T. consequent met διαθήκη had weergegeven, kan vanzelfsprekend worden aangenomen dat de schrijvers van het N. T., die dat woord overnamen, op hun lezers, van wie de meesten met het Griekse O. T. bekend waren, dezelfde gedachte wilden overbrengen. . . . In de ontegenzeglijk moeilijke passage, Heb. ix, 16, 17, moet het woord διαθήκη naar de mening van veel commentators absoluut de betekenis van uiterste wilsbeschikking of testament hebben. Anderzijds kan echter worden aangevoerd dat, behalve hetgeen zojuist over de gewone betekenis van het woord in het N. T. is gezegd, het woord tweemaal in de context voorkomt, waar de betekenis ervan noodzakelijkerwijs dezelfde moet zijn als de vertaling van בְּרִית, en in de ontwijfelbare zin van verbond (vgl. διαθήκη καινή [di·a·theʹke kaiʹne, „nieuw verbond”], Heb. ix, 15, met dezelfde uitdrukking in viii, 8; en διαθήκη, ix, 16, 17, met vs. 20, en Exod. xxiv, 8).”
Evenzo schreef B. F. Westcott, mederedacteur van de Griekse tekst van Westcott en Hort, in zijn werk The Epistle to the Hebrews, Londen 1892, blz. 300, het volgende:
„Het bijbelse getuigenis, voor zover duidelijk, pleit derhalve volkomen ten gunste van de betekenis ’verbond’, met de noodzakelijke beperking van de betekenis van het woord in verband met een Goddelijk verbond. Wanneer wij overgaan tot de beschouwing van de betekenis van διαθήκη in hfdst. ix. 15 e.v. dient zich vanzelf één voorafgaande opmerking aan. Het verband van vs. 15—18 is zeer nauw: vs. 16 ὅπου γάρ [hoʹpou gar, „Want waar”] . . .: vs. 18 ὅθεν οὐδέ [hoʹthen ouʹde, „Dientengevolge”]. . . .
Dit verband maakt het zeer moeilijk te veronderstellen dat het sleutelwoord (διαθήκη) in de opeenvolgende verzen in verschillende betekenissen wordt gebruikt, en vooral dat de kenmerkende eigenschap van een bepaald soort van διαθήκη, essentieel verschillend van het πρώτη διαθήκη [proʹte di·a·theʹke, „vroeger verbond”] van vs. 15, 18, in vs. 16 ter sprake gebracht moet worden. Want het is onmogelijk vol te houden dat de slachtoffers waarmee het Oude Verbond werd ingewijd, te verklaren zijn als men veronderstelt dat er over een ’Testament’ gesproken werd. Ook blijkt het in geen enkel opzicht een ’Testament’ genoemd te kunnen worden.
Het is derhalve zeer redelijk te concluderen dat διαθήκη op alle plaatsen dezelfde betekenis heeft, en dat de betekenis evenals overal elders ’verbond’ is, tenzij er overweldigende argumenten zijn die tegen een dergelijke zienswijze pleiten.”
Het Griekse woord di·a·theʹke heeft derhalve in Heb 9:16, 17 dezelfde betekenis als in de omringende verzen, namelijk „verbond”, overeenkomend met het Hebreeuwse woord berithʹ. Deze verzen maken deel uit van de bespreking die de apostel wijdt aan een vergelijking van het Mozaïsche wetsverbond met het tegenbeeld ervan, het nieuwe verbond. Paulus zegt dat de middelaar („verbondssluiter”) moet sterven, wil het verbond wettig en bindend kunnen worden. In het geval van het Wetsverbond namen dierenoffers de plaats in van Mozes, de middelaar van het Wetsverbond; hun bloed verving het zijne om het verbond wettig te maken en van kracht te doen zijn. Op overeenkomstige wijze gaf in het geval van het nieuwe verbond Jezus Christus, de middelaar van het nieuwe verbond, daadwerkelijk zijn volmaakte menselijke leven als slachtoffer. Als gevolg van het vergieten van zijn bloed kreeg het nieuwe verbond rechtsgeldigheid. — Heb 9:17.