4 Ik zal toelaten dat de farao* koppig wordt,+ en hij zal hen achtervolgen. Ik zal mezelf grootmaken ten koste van de farao en zijn hele leger.+ Dan zullen de Egyptenaren weten dat ik Jehovah ben.’+ Dat deden ze dus.
17 Want de Schrift zegt tegen de farao: ‘Dit is de reden dat ik je heb laten bestaan: om via jou mijn kracht te tonen en om mijn naam over de hele aarde bekend te laten maken.’+18 Hij is dus barmhartig voor wie hij maar wil en hij laat koppig worden wie hij maar wil.+