5 Aärons zonen moeten dat alles op het altaar in rook laten opgaan, boven op het brandoffer dat op het hout op het vuur ligt.+ Het is een vuuroffer waarvan de geur aangenaam* is voor Jehovah.+
16 De priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan, als voedsel,* een vuuroffer dat zorgt voor een aangename geur. Al het vet is bestemd voor Jehovah.+