11 Geen enkel graanoffer dat jullie aan Jehovah aanbieden, mag gezuurd zijn,+ want je mag geen zuurdesem* of honing als een vuuroffer voor Jehovah in rook laten opgaan.
13 Elk graanoffer dat je bereidt, moet met zout worden gekruid; het zout van het verbond* van je God mag niet bij je graanoffer ontbreken. Aan elk offer dat je brengt, moet je zout toevoegen.+