4 Geen enkele nakomeling van Aäron die melaats+ is of een afscheiding+ heeft, mag van de heilige dingen eten totdat hij weer rein is.+ Dat geldt ook voor een man die iemand aanraakt die onrein is door een dode,*+ een man die een zaadlozing+ heeft,
10 Als een man ’s nachts onrein wordt door een zaadlozing,+ moet hij het kamp verlaten en buiten het kamp blijven. 11 Tegen het vallen van de avond moet hij zich met water wassen, en na zonsondergang mag hij weer in het kamp komen.+