10 Aäron moet eenmaal per jaar verzoening doen+ voor het altaar door wat bloed van het zondeoffer van de verzoening+ op de hoorns ervan te doen. Dat moet in alle generaties na jullie gebeuren. Het is allerheiligst voor Jehovah.’
7 Maar in het tweede gedeelte gaat alleen de hogepriester binnen, één keer per jaar+ en niet zonder bloed,+ dat hij offert voor zichzelf+ en voor de zonden die het volk+ uit onwetendheid heeft begaan.