8 Jehovah zei verder tegen Aäron: ‘Ikzelf stel jou aan over de bijdragen die aan mij worden gegeven.+ Ik geef jou en je zonen een deel van alle heilige dingen die de Israëlieten bijdragen. Het is een blijvende voorziening.+
19 Alle heilige bijdragen die de Israëlieten aan Jehovah geven,+ geef ik aan jou en je zonen en dochters, als een blijvende voorziening.+ Het is voor Jehovah een duurzaam zoutverbond* met jou en je nakomelingen.’