10 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie uiteindelijk in het land komen dat ik jullie geef en jullie de oogst hebben binnengehaald, moeten jullie een schoof van de eerste opbrengst+ naar de priester brengen.+
8 Jehovah zei verder tegen Aäron: ‘Ikzelf stel jou aan over de bijdragen die aan mij worden gegeven.+ Ik geef jou en je zonen een deel van alle heilige dingen die de Israëlieten bijdragen. Het is een blijvende voorziening.+
12 Het beste van de olie en het beste van de nieuwe wijn en van het graan, de eerste opbrengst,+ die ze aan Jehovah geven — ik geef het allemaal aan jou.+
5 Zodra het bevel was uitgevaardigd, gaven de Israëlieten in grote hoeveelheden de eerste opbrengst* van het graan, de nieuwe wijn, de olie,+ de honing en alle producten van het land.+ De tiende delen van alles+ werden in overvloed binnengebracht.