-
Deuteronomium 12:31Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
31 Zo mag je Jehovah, je God, niet aanbidden, want zij doen voor hun goden alle walgelijke dingen die Jehovah haat. Ze verbranden zelfs hun zonen en dochters voor hun goden.+
-
-
2 Koningen 16:1Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
16 In het 17de jaar van Pe̱kah, de zoon van Rema̱lia, werd Achaz+ koning van Juda. Hij was de zoon van koning Jo̱tham.
-
-
2 Koningen 17:17, 18Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
17 Ze verbrandden hun zonen en dochters als offer,*+ ze deden aan waarzeggerij+ en zochten naar voortekens. Ze legden zich erop toe* te doen wat slecht was in de ogen van Jehovah om hem te tergen.
18 Daarom was Jehovah woedend op Israël, en hij verstootte hen.+ Hij dreef iedereen weg, behalve de stam Juda.
-
-
Jeremia 7:30, 31Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
-
-
30 “Want het volk van Juda heeft gedaan wat slecht is in mijn ogen”, verklaart Jehovah. “Om het huis dat mijn naam draagt te verontreinigen, hebben ze hun walgelijke afgoden erin gezet.+ 31 Ze hebben de offerhoogten van To̱feth gebouwd, in het Dal van de Zoon van Hi̱nnom,*+ om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden,+ iets wat ik niet had geboden en wat zelfs nooit in mijn hart was opgekomen.”+
-