37 Hoewel hij voor hun ogen zo veel wonderen* had gedaan, geloofden ze niet in hem. 38 Zo moesten de woorden van de profeet Jesaja in vervulling gaan, die zei: ‘Jehovah,* wie heeft geloofd in wat hij van ons heeft gehoord?*+ En aan wie is de arm van Jehovah* geopenbaard?’+