6 In het negende jaar van Hosea veroverde de koning van Assyrië Sama̱ria.+ Daarna voerde hij de Israëlieten in ballingschap weg+ naar Assyrië. Hij liet ze wonen in Ha̱lah en in Ha̱bor aan de rivier de Go̱zan+ en in de steden van de Meden.+
6 Ze werd opnieuw zwanger en kreeg een dochter. En Hij zei tegen hem: ‘Noem haar Lo-Rucha̱ma,* want ik zal niet langer barmhartig zijn+ voor het huis van Israël. Ik zal hen beslist verdrijven.+