34 ‘En niemand zal zijn naaste en zijn broeder nog onderwijzen door te zeggen: “Ken Jehovah!”+ Want ze zullen mij allemaal kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen’,+ verklaart Jehovah. ‘Ik zal hun overtredingen vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.’+
8 Ik zal ze reinigen van alle schuld die ze hebben door hun zonden tegen mij.+ En ik zal ze vergeving schenken voor alle schuld die ze hebben door hun zonden en hun overtredingen tegen mij.+