35 De koning stelde toen Bena̱ja,+ de zoon van Jo̱jada, in zijn plaats over het leger aan, en hij stelde de priester Za̱dok+ aan in de plaats van A̱bjathar.
19 “Je moet een jonge stier uit de kudde als zondeoffer+ geven aan de Levitische priesters van het nageslacht van Za̱dok,+ die tot mij naderen om mij te dienen”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah.