49 Daarop zei de hofbeambte: ‘Heer, kom toch mee voordat mijn kind sterft.’ 50 ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus, ‘je zoon leeft.’+ De man geloofde wat Jezus tegen hem zei en vertrok. 51 Terwijl hij onderweg was, kwamen zijn slaven hem tegemoet om te zeggen dat de jongen leefde.