Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlandse Gebarentaal
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • nwt Joël 1:1-3:21
  • Joël

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Joël
  • Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
Joël

JOËL

1 Het woord van Jehovah kwam tot Joël,* de zoon van Pe̱thuël:

 2 ‘Hoor dit, oudsten,

en luister, alle bewoners van het land.*

Is er ooit zoiets gebeurd in jullie dagen

of in de dagen van jullie voorouders?+

 3 Vertel erover aan je zonen,

laat je zonen het aan hun zonen vertellen

en hun zonen aan de volgende generatie.

 4 Wat de verslindende sprinkhaan overliet, at de zwermsprinkhaan op,+

wat de zwermsprinkhaan overliet, at de ongevleugelde sprinkhaan op

en wat de ongevleugelde sprinkhaan overliet, at de vraatzuchtige sprinkhaan op.+

 5 Word wakker, dronkaards,+ en huil!

Jammer, alle wijndrinkers,

want de zoete wijn gaat aan jullie mond voorbij.+

 6 Want een volk is mijn land binnengevallen, machtig en niet te tellen.+

Het heeft de tanden en kaken van een leeuw.+

 7 Het heeft mijn wijnstok vernield en mijn vijgenboom veranderd in een stronk.

Het heeft ze compleet ontschorst en weggegooid,

de ranken zijn wit geworden.

 8 Huil zoals een maagd* die in rouwkleding treurt

om de bruidegom* van haar jeugd.

 9 Graanoffer+ en drankoffer+ zijn verdwenen uit het huis van Jehovah.

De priesters, de dienaren van Jehovah, treuren.

10 Het veld is verwoest, de grond treurt,+

want het graan is vernield, de nieuwe wijn is opgedroogd, de olie is verloren.+

11 Boeren zijn verslagen en wijnbouwers jammeren

vanwege de tarwe en de gerst,

want de oogst van het veld is verloren gegaan.

12 De wijnstok is verdord,

de vijgenboom uitgedroogd.

De granaatappel, de palm en de appel,

alle bomen van het veld zijn verdord.+

Want bij de mensen is vreugde in schaamte veranderd.

13 Doe zakken aan* en rouw,* priesters.

Jammer, dienaren van het altaar.+

Kom binnen en breng de nacht door in zakken, dienaren van mijn God,

want graanoffer+ en drankoffer+ zijn het huis van jullie God ontzegd.

14 Kondig een vasten af,* roep een plechtige vergadering bijeen.+

Verzamel de oudsten met alle bewoners van het land

bij het huis van Jehovah, je God,+ en roep tot Jehovah om hulp.

15 Wee, want de dag komt!

De dag van Jehovah is dichtbij+

en zal komen als een verwoesting van de Almachtige!

16 Is het voedsel niet weggenomen voor onze eigen ogen

en blijdschap en vreugde uit het huis van onze God?

17 Het zaad* is verschrompeld onder hun spaden.

Opslagplaatsen zijn verwoest.

Graanschuren zijn neergehaald, want het graan is verdord.

18 Zelfs het vee kreunt!

De kudden runderen dolen in verwarring rond, want ze hebben geen weide!

De kudden schapen ondergaan de straf.

19 Tot u, Jehovah, zal ik roepen,+

want vuur heeft de weiden van de wildernis verslonden,

een vlam heeft alle bomen van het veld verteerd.

20 Zelfs de wilde dieren verlangen naar u,

want de waterstromen zijn opgedroogd

en vuur heeft de weiden van de wildernis verslonden.

2 Blaas op de hoorn in Sion!+

Hef een strijdkreet aan op mijn heilige berg.

Laten alle bewoners van het land* beven,

want de dag van Jehovah komt!+ Hij is dichtbij!

 2 Het is een dag van duisternis en donkerheid,+

een dag van wolken en diepe duisternis.+

Het is als het licht van de dageraad dat zich uitspreidt over de bergen.

Er is een talrijk en machtig volk.+

Zo’n volk is er nooit eerder geweest

en zal er ook nooit meer zijn

tot in de verste generaties.

 3 Een verslindend vuur trekt voor hen uit,

een verterende vlam komt achter hen aan.+

Het land vóór hen is als de tuin van Eden,+

maar achter hen is een verlaten woestijn.

Niets kan ontkomen.

 4 Ze zien eruit als paarden

en ze rennen als oorlogspaarden.+

 5 Terwijl ze over de bergtoppen springen, klinken ze als strijdwagens,+

als het knetteren van een laaiend vuur dat stoppels verslindt.

Ze zijn als een machtig volk, opgesteld in gevechtsformatie.+

 6 Door hen zullen volken beven van angst.

Alle gezichten zullen verschieten van kleur.

 7 Als strijders komen ze aanstormen,

als soldaten beklimmen ze een muur.

Ieder volgt zijn eigen baan,

ze wijken niet af van hun koers.

 8 Ze verdringen elkaar niet.

Ieder houdt vast aan zijn koers.

Als sommigen vallen door de wapens,*

verbreken de anderen de gelederen niet.

 9 Ze stormen de stad in, ze rennen op de muur.

Ze klimmen tegen de huizen op, als een dief komen ze door de vensters.

10 Vóór hen beeft het land en schudt de hemel.

Zon en maan zijn duister geworden,+

de sterren hebben hun glans verloren.

11 Jehovah zal voor zijn leger uit zijn stem verheffen,+ want zijn kamp is heel talrijk.+

Machtig is hij die Zijn woord uitvoert.

De dag van Jehovah is groot en heel ontzagwekkend.+

Wie kan die doorstaan?’+

12 ‘Maar ook nu: kom bij mij terug met heel je hart’, verklaart Jehovah,+

‘en met vasten,+ huilen en jammeren.

13 Scheur niet je kleren+ maar je hart,+

en kom terug bij Jehovah, je God.

Want hij is barmhartig en meelevend,* hij wordt niet snel kwaad+ en is vol loyale liefde,+

en hij zal het onheil heroverwegen.*

14 Wie weet of hij zich omkeert en van gedachten verandert*+

en een zegen achterlaat:

een graanoffer en een drankoffer voor Jehovah, je God?

15 Blaas op de hoorn in Sion!

Kondig een vasten af,* roep een plechtige vergadering bijeen.+

16 Breng het volk bijeen, heilig de vergadering.+

Breng de oude mannen* samen, verzamel de kinderen en zuigelingen.+

Laat de bruidegom uit zijn binnenkamer komen en de bruid uit haar bruidsvertrek.

17 Laten de priesters, de dienaren van Jehovah,

tussen de voorhal en het altaar+ huilen en zeggen:

“Heb toch medelijden, Jehovah, met uw volk.

Maak uw erfdeel niet tot een mikpunt van spot

en laat de volken niet over hen heersen.

Waarom zouden de volken zeggen: ‘Waar is hun God?’”+

18 Dan zal Jehovah ijverig zijn voor zijn land

en medegevoel tonen met zijn volk.+

19 Jehovah zal zijn volk antwoorden:

“Ik stuur jullie graan, nieuwe wijn en olie,

en jullie zullen meer dan genoeg hebben.+

Ik zal jullie niet meer tot een mikpunt van spot onder de volken maken.+

20 Ik zal de noorderling ver van jullie wegjagen.

Ik zal hem verdrijven naar een droge, verlaten woestenij,

met zijn voorhoede* naar de oostelijke zee*

en zijn achterhoede naar de westelijke zee.*

De smerige lucht zal van hem opstijgen,

de stank zal van hem blijven opstijgen.+

Want Hij zal grote dingen doen.”

21 Wees niet bang, land.

Wees blij en juich, want Jehovah zal grote dingen doen.

22 Wees niet bang, dieren van het veld,

want de weiden van de wildernis zullen groen worden+

en de bomen zullen vrucht dragen.+

De vijgenboom en de wijnstok moeten hun volledige opbrengst geven.+

23 Zonen van Sion, wees blij en vind vreugde in Jehovah, je God,+

want hij zal jullie de herfstregen in de juiste mate geven

en de regen overvloedig op jullie laten neerdalen,

de herfstregen en de lenteregen, zoals vroeger.+

24 De dorsvloeren zullen vol zuiver graan zijn

en de persen zullen overlopen van nieuwe wijn en olie.+

25 Ik zal jullie de jaren vergoeden waarin de oogst is opgegeten

door de zwermsprinkhaan, de ongevleugelde sprinkhaan, de vraatzuchtige sprinkhaan en de verslindende sprinkhaan,

mijn grote leger dat ik op jullie af heb gestuurd.+

26 Jullie zullen volop te eten hebben+

en jullie zullen de naam loven van Jehovah, je God,+

die wonderbare dingen voor jullie heeft gedaan.

Mijn volk zal nooit weer te schande worden gemaakt.+

27 Jullie zullen moeten weten dat ik in Israëls midden ben+

en dat ik Jehovah, jullie God, ben+ — er is geen ander!

Mijn volk zal nooit weer te schande worden gemaakt.

28 Daarna zal ik mijn geest uitstorten+ op alle soorten mensen,*

en jullie zonen en dochters zullen profeteren,

jullie oude mannen zullen dromen dromen

en jullie jonge mannen zullen visioenen zien.+

29 Zelfs op mijn slaven en slavinnen

zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.

30 En ik zal wonderen* tonen in de hemel en op aarde:

bloed, vuur en rookzuilen.+

31 De zon zal in duisternis veranderen en de maan in bloed+

vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah.+

32 En iedereen die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered.+

Want op de berg Sion en in Jeruzalem zullen degenen zijn die ontkomen,+ zoals Jehovah heeft gezegd,

de overlevenden die Jehovah roept.

3 Let op! In die dagen en in die tijd,

wanneer ik de gevangenen van Juda en Jeruzalem terugbreng,+

 2 zal ik ook alle volken bijeenbrengen

en laten afdalen naar het Dal* van Josafat.*

Daar zal ik een oordeel over hen vellen

ter wille van mijn volk en mijn erfdeel Israël,+

want ze hebben hen onder de volken verstrooid

en ze hebben mijn land onder elkaar verdeeld.+

 3 Over mijn volk hebben ze het lot geworpen.+

Ze gaven een jongen in ruil voor een hoer,

verkochten een meisje om wijn te drinken.

 4 En wat hebben jullie tegen mij,

Tyrus en Sidon en alle gebieden van Filiste̱a?

Willen jullie mij iets betaald zetten?

Als jullie je op mij willen wreken,

zal ik jullie je daden snel, ja prompt, betaald zetten.*+

 5 Want jullie hebben mijn zilver en goud weggenomen+

en mijn mooiste kostbaarheden in jullie tempels gebracht.

 6 Het volk van Juda en Jeruzalem hebben jullie aan de Grieken verkocht+

om ze ver van hun gebied te verwijderen.

 7 Ik haal ze terug uit de plaats waarheen jullie ze hebben verkocht+

en ik zal jullie je daden betaald zetten.*

 8 Ik zal je zonen en dochters verkopen aan* het volk van Juda+

en zij moeten hen verkopen aan de mannen van Scheba, aan een volk ver weg.

Want Jehovah zelf heeft het gezegd.

 9 Kondig dit aan onder de volken:+

“Maak je klaar voor* de oorlog! Spoor de dappere mannen aan!

Laat alle soldaten optrekken en aanvallen!+

10 Smeed je ploegijzers om tot zwaarden en je snoeimessen tot speren.

Laat de zwakke zeggen: ‘Ik ben machtig.’

11 Kom helpen, alle omringende volken, en verzamel je!”’+

O Jehovah, laat uw machtigen* afdalen naar die plaats.

12 ‘Laten de volken opstaan en optrekken naar het Dal* van Josafat.

Want daar zal ik zitten om alle omringende volken te oordelen.+

13 Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp.

Daal af en begin met treden, want de wijnpers is vol.+

De kuipen lopen over, want hun slechtheid is overvloedig.

14 Massa’s, massa’s zijn in het dal* van de beslissing,

want de dag van Jehovah is dichtbij in het dal van de beslissing.+

15 Zon en maan zullen duister worden,

de sterren zullen hun glans verliezen.

16 Jehovah zal brullen vanuit Sion,

vanuit Jeruzalem zal hij zijn stem verheffen.

Hemel en aarde zullen schudden,

maar Jehovah zal een toevlucht zijn voor zijn volk,+

een vesting voor het volk Israël.

17 Jullie zullen moeten weten dat ik Jehovah ben, jullie God, die verblijft op Sion, mijn heilige berg.+

Jeruzalem zal een heilige plaats worden+

en vreemden* zullen er niet meer doorheen trekken.+

18 Op die dag zullen de bergen druipen van zoete wijn+

en de heuvels vloeien van melk.

De stromen van Juda zullen allemaal vloeien van water.

Uit het huis van Jehovah zal een bron ontspringen+

die het Dal* van de Acacia’s zal bevloeien.

19 Maar Egypte zal een woestenij worden+

en Edom een verlaten woestijn+

vanwege het geweld tegen het volk van Juda.+

In hun land hebben ze onschuldig bloed vergoten.+

20 Maar Juda zal altijd bewoond zijn

en Jeruzalem van generatie op generatie.+

21 Hun bloed* dat ik niet voor onschuldig had gehouden, zal ik voor onschuldig houden.+

En Jehovah zal in Sion verblijven.’+

Bet.: ‘Jehovah is God’.

Of ‘de aarde’.

Of ‘jonge vrouw’.

Of ‘man’.

Lett.: ‘omgord je’.

Of ‘sla je op de borst’.

Lett.: ‘heilig een vasten’.

Of mogelijk ‘verdroogde vijgen’.

Of ‘de aarde’.

Of ‘werpsperen’.

Of ‘goedgunstig’.

Of ‘zal spijt voelen over het onheil’.

Of ‘en spijt voelt’.

Lett.: ‘heilig een vasten’.

Of ‘de oudsten’.

Lett.: ‘gezicht’.

D.w.z. de Dode Zee.

D.w.z. de Middellandse Zee.

Lett.: ‘vlees’.

Of ‘tekenen’.

Of ‘de Laagvlakte’.

Bet.: ‘Jehovah is Rechter’.

Lett.: ‘op je hoofd laten terugvallen’.

Lett.: ‘op je hoofd laten terugvallen’.

Lett.: ‘in de hand van’.

Lett.: ‘heilig’.

Of ‘strijders’.

Of ‘de Laagvlakte’.

Of ‘de laagvlakte’.

Of ‘buitenlanders’.

Of ‘de Wadi’.

Of ‘bloedschuld’.

    Publicaties voor de Nederlandse Gebarentaal (2000-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlandse Gebarentaal
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen