AAN DE GALATEN
1 Van Paulus, een apostel die niet is aangesteld door mensen of via een mens, maar door Jezus Christus+ en God, de Vader,+ die hem uit de dood heeft opgewekt, 2 en ook van alle broeders die bij mij zijn. Aan de gemeenten van Galatië.
3 Ik wens jullie onverdiende goedheid en vrede toe van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. 4 Hij heeft zichzelf gegeven voor onze zonden+ om ons te bevrijden uit deze slechte wereld.*+ Dat is de wil van onze God en Vader.+ 5 Aan hem komt de eer toe, voor altijd en eeuwig. Amen.
6 Het verbaast me dat jullie je zo snel afkeren* van degene die jullie door Christus’ onverdiende goedheid heeft geroepen en dat jullie je tot een ander goed nieuws keren.+ 7 Niet dat er ander goed nieuws is, maar er zijn bepaalde personen die jullie in verwarring brengen+ en het goede nieuws over de Christus willen verdraaien. 8 Maar zelfs als een van ons of een engel uit de hemel jullie iets anders bekend zou maken dan het goede nieuws dat wij jullie hebben bekendgemaakt — vervloekt is hij! 9 We hebben het al eerder gezegd en ik zeg het nu weer: wie jullie iets anders bekendmaakt dan het goede nieuws dat jullie hebben aanvaard — vervloekt is hij!
10 Probeer ik nu eigenlijk mensen te overtuigen of God? Probeer ik het mensen naar de zin te maken? Als ik het mensen nog steeds naar de zin zou maken, zou ik geen slaaf van Christus zijn. 11 Ik laat jullie weten, broeders,* dat het goede nieuws dat ik jullie heb bekendgemaakt, niet van mensen afkomstig is.+ 12 Want ik heb het niet ontvangen of geleerd van een mens maar via een openbaring van Jezus Christus.
13 Jullie hebben natuurlijk gehoord hoe ik me heb gedragen, vroeger in het Jodendom,+ dat ik de gemeente van God fanatiek* vervolgde en probeerde uit te roeien.+ 14 Ik maakte grotere vorderingen in het Jodendom dan veel leeftijdgenoten onder mijn volk, omdat ik veel ijveriger was voor de tradities van mijn voorvaders.+ 15 Maar toen besloot God, die mijn geboorte heeft veroorzaakt* en me door zijn onverdiende goedheid heeft geroepen,+ 16 om zijn Zoon via mij te openbaren zodat ik het goede nieuws over hem aan de heidenen* zou bekendmaken.+ Ik heb toen geen mens* om raad gevraagd 17 en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die al apostelen waren voordat ik het was. Maar ik ben naar Arabië vertrokken en daarna naar Damaskus teruggegaan.+
18 Vervolgens ben ik drie jaar later naar Jeruzalem gegaan+ om Ce̱fas*+ op te zoeken, en ik ben 15 dagen bij hem gebleven. 19 Maar ik heb geen van de andere apostelen gezien, alleen Jakobus,+ de broer van de Heer. 20 Ik verzeker jullie voor God dat wat ik schrijf niet gelogen is.
21 Daarna ben ik naar het gebied van Syrië en Cili̱cië gegaan.+ 22 Maar de gemeenten van Christus in Judea kenden mij niet persoonlijk. 23 Ze hadden alleen horen zeggen: ‘De man die ons vroeger vervolgde,+ verkondigt nu het goede nieuws over het geloof dat hij eerst probeerde uit te roeien.’+ 24 En ze gaven God eer vanwege mij.
2 Na 14 jaar ben ik weer naar Jeruzalem gegaan, samen met Barnabas.+ Ook Titus nam ik mee.+ 2 Ik ging omdat me dat in een openbaring was gezegd. Ik legde de broeders het goede nieuws voor dat ik onder de heidenen* predik. Dat deed ik in besloten kring, voor de gerespecteerde mannen. Ik wilde namelijk zeker weten dat ik niet voor niets liep of had gelopen. 3 Maar zelfs Titus,+ die bij me was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden,+ hoewel hij een Griek is. 4 Die kwestie kwam aan de orde vanwege de valse broeders die waren binnengeslopen+ om de vrijheid+ te bespioneren die we dankzij Christus Jezus hebben. Ze wilden weer slaven van ons maken.+ 5 We zijn geen moment* voor hen gezwicht,+ zodat de waarheid van het goede nieuws bij jullie zou blijven bestaan.
6 Maar degenen die belangrijk leken+ — het maakt me niet uit wat ze vroeger waren, want God gaat niet af op menselijk aanzien — die gerespecteerde broeders hebben mij niet iets anders aangeraden. 7 Integendeel, ze zagen in dat aan mij het goede nieuws voor de onbesnedenen+ was toevertrouwd, net zoals aan Petrus voor de besnedenen. 8 Want degene die Petrus in staat stelde een apostel te zijn voor de besnedenen, stelde mij in staat een apostel te zijn voor de heidenen.*+ 9 Toen ze beseften hoe mij onverdiende goedheid was getoond,+ hebben Jakobus,+ Ce̱fas* en Johannes, degenen die als steunpilaren golden, Barnabas en mij+ de rechterhand gegeven als teken van partnerschap: wij zouden naar de heidenen* gaan en zij naar de besnedenen. 10 Alleen moesten we wel aan de armen blijven denken, en dat heb ik ook echt geprobeerd te doen.+
11 Maar toen Ce̱fas+ in Antiochi̱ë+ kwam, zei ik hem recht in zijn gezicht dat hij duidelijk fout zat. 12 Want eerst at hij altijd met heidenen,*+ maar toen er bepaalde mensen van Jakobus kwamen,+ stopte hij daarmee en hield hij zich afzijdig, uit angst voor hen die van de besnijdenis waren.+ 13 De andere Joden waren net zo hypocriet als hij, en zelfs Barnabas liet zich erin meeslepen. 14 Maar toen ik zag dat hun gedrag niet overeenkwam met* de waarheid van het goede nieuws,+ zei ik tegen Ce̱fas waar iedereen bij was: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als de heidenen* en niet als de Joden. Hoe kun je dan heidenen dwingen naar Joods gebruik te leven?’+
15 Wij die Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16 beseffen dat een mens niet rechtvaardig wordt verklaard door werken van de wet, maar alleen door geloof+ in Jezus Christus.+ Daarom geloven we in Christus Jezus, zodat we rechtvaardig worden verklaard door geloof in Christus en niet door werken van de wet, want niemand* zal rechtvaardig worden verklaard door werken van de wet.+ 17 Als wij, die proberen rechtvaardig te worden verklaard via Christus, ook zondaars blijken te zijn, betekent dat dan dat Christus een dienaar van de zonde is? Natuurlijk niet! 18 Als ik weer zou opbouwen wat ik ooit heb afgebroken, dan toon ik aan dat ik een overtreder ben. 19 Want dankzij de wet ben ik gestorven voor de wet+ om te leven voor God. 20 Ik ben met Christus aan de paal gehangen.+ Ik leef niet meer zelf,+ maar Christus leeft in mij. Mijn huidige leven in het vlees leef ik door geloof in de Zoon van God,+ die van mij hield en zich voor mij heeft overgegeven.+ 21 Ik verwerp Gods onverdiende goedheid niet,+ want als je door de wet rechtvaardig wordt, dan is Christus eigenlijk voor niets gestorven.+
3 O domme Galaten! Wie heeft jullie bedrogen?*+ Jezus Christus werd toch duidelijk aan jullie beschreven als iemand die aan een paal is gehangen?+ 2 Ik wil jullie één ding vragen:* hebben jullie de geest gekregen door werken van de wet of door geloof in wat jullie hebben gehoord?+ 3 Zijn jullie echt zo dom? Jullie begonnen op een geestelijk pad,* en nu eindigen jullie op een vleselijk pad?*+ 4 Hebben jullie voor niets zo veel lijden ondergaan? Het kan niet voor niets zijn geweest! 5 Doet degene die jullie de geest geeft en wonderen*+ bij jullie doet dat vanwege jullie werken van de wet of vanwege jullie geloof in wat jullie hebben gehoord? 6 Het is net als met Abraham: hij ‘geloofde in Jehovah* en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend’.+
7 Jullie weten dus dat juist degenen die geloof hebben* zonen van Abraham zijn.+ 8 Het Schriftgedeelte voorzag dat God heidenen* rechtvaardig zou verklaren door geloof en heeft daarom vooraf aan Abraham het goede nieuws bekendgemaakt, namelijk: ‘Via jou zullen alle volken gezegend worden.’+ 9 Degenen die geloof hebben,* worden dus gezegend samen met Abraham, die geloof had.+
10 Iedereen die vertrouwt op het naleven van de wet, valt onder een vloek, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is iedereen die zich niet voortdurend houdt aan alles wat in de boekrol van de wet geschreven staat.’+ 11 Bovendien is het duidelijk dat door de wet niemand rechtvaardig wordt verklaard bij God,+ want ‘de rechtvaardige zal leven door geloof’.+ 12 De wet is niet gebaseerd op geloof. Maar ‘wie deze dingen doet, zal daardoor leven’.+ 13 Christus heeft ons gekocht+ en ons verlost+ van de vloek van de wet door in onze plaats een vloek te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is iedereen die aan een paal is gehangen.’+ 14 Zo zou de zegen van Abraham via Christus Jezus aan de volken worden gegeven,+ zodat we door ons geloof de beloofde geest+ zouden krijgen.
15 Broeders, ik gebruik een voorbeeld uit het dagelijks leven: als een verbond* eenmaal is bekrachtigd, ook al is het maar door een mens, zal niemand het ongeldig verklaren of er iets aan toevoegen. 16 De beloften werden aan Abraham en zijn nageslacht* gedaan.+ Er staat niet ‘je nakomelingen’* in de betekenis van velen. Maar er staat ‘je nageslacht’* in de betekenis van één, en dat is Christus.+ 17 Bovendien zeg ik dit: de wet, die 430 jaar later kwam,+ maakt het verbond dat eerder door God was gesloten niet ongeldig zodat de belofte zou vervallen. 18 Want als de erfenis gebaseerd is op een wet, dan is ze niet meer gebaseerd op een belofte. Maar in zijn goedheid heeft God ze via een belofte aan Abraham gegeven.+
19 Waarom dan de wet? Die is toegevoegd om overtredingen zichtbaar te maken+ totdat het nageslacht* zou komen+ aan wie de belofte was gedaan. De wet werd via engelen door een bemiddelaar+ overgebracht.+ 20 Er is geen bemiddelaar als het maar om één partij gaat, en God is maar één partij. 21 Gaat de wet dan in tegen de beloften van God? Natuurlijk niet! Als er een wet was gegeven die leven kon geven, dan zou rechtvaardigheid inderdaad door de wet worden bereikt. 22 Maar de Schrift heeft iedereen als gevangene overgeleverd aan de zonde, zodat de belofte die gebaseerd is op geloof in Jezus Christus, gegeven zou worden aan hen die geloven.
23 Maar voordat het geloof kwam, werden we bewaakt onder de wet en zaten we gevangen, in afwachting van het geloof dat geopenbaard zou worden.+ 24 De wet werd dus onze oppasser* die naar Christus leidde,+ zodat we door geloof rechtvaardig verklaard zouden worden.+ 25 Maar nu het geloof is gekomen,+ staan we niet meer onder toezicht van een oppasser.*+
26 In feite zijn jullie allemaal zonen van God+ door jullie geloof in Christus Jezus.+ 27 Want jullie die in Christus werden gedoopt, hebben je allemaal met Christus bekleed.+ 28 Er zijn geen Joden of Grieken,+ geen slaven of vrije mensen,+ geen mannen of vrouwen,+ want in eendracht met Christus Jezus zijn jullie allemaal één.+ 29 En als jullie bij Christus horen, zijn jullie echt Abrahams nageslacht,*+ erfgenamen+ volgens een belofte.+
4 Ik zeg jullie dat zolang de erfgenaam nog een kind is, hij niet van een slaaf verschilt, ook al is alles zijn eigendom. 2 Tot op de dag die zijn vader van tevoren heeft bepaald, staat hij onder toezicht van verzorgers en beheerders. 3 Zo waren ook wij, toen we kinderen waren, een slaaf van de basisprincipes van de wereld.+ 4 Maar toen de termijn volledig verstreken was, stuurde God zijn Zoon, die uit een vrouw werd geboren+ en onder de wet stond,+ 5 om degenen los te kopen die onder de wet stonden,+ zodat we als zonen geadopteerd zouden worden.+
6 Omdat jullie zonen zijn, heeft God ons in ons hart+ de geest+ van zijn Zoon gegeven, die uitroept: ‘Abba,* Vader!’+ 7 Je bent dus geen slaaf meer, maar een zoon. En als je een zoon bent, ben je ook een erfgenaam dankzij God.+
8 Toen jullie God nog niet kenden, waren jullie een slaaf van goden die geen echte goden zijn. 9 Maar nu hebben jullie God leren kennen, of liever gezegd, worden jullie door God gekend. Hoe komt het dan dat jullie weer teruggaan naar de zwakke+ en armzalige basisprincipes en daar weer een slaaf van willen zijn?+ 10 Jullie houden je strikt aan dagen, maanden,+ seizoenen en jaren. 11 Ik ben bang dat mijn inspanningen voor jullie voor niets zijn geweest.
12 Broeders, ik smeek jullie: word zoals ik, want ik ben vroeger zoals jullie geweest.+ Jullie hebben me niet slecht behandeld. 13 Jullie weten dat ik door een ziekte voor het eerst de gelegenheid kreeg om het goede nieuws aan jullie bekend te maken. 14 Hoewel mijn aandoening voor jullie een beproeving was, hebben jullie me niet behandeld met minachting of afkeer.* Jullie hebben me ontvangen als een engel van God, als Christus Jezus. 15 Jullie waren toen zo gelukkig. Wat is daar nu nog van over? Want ik weet zeker dat, als het had gekund, jullie je ogen hadden uitgerukt en aan mij hadden gegeven.+ 16 Ben ik nu jullie vijand geworden omdat ik jullie de waarheid zeg? 17 Zij doen alles om jullie aan hun kant te krijgen, maar niet voor een goed doel. Ze proberen jullie van mij te vervreemden, zodat jullie hén willen volgen. 18 Het is natuurlijk altijd goed als iemand probeert jullie te winnen zolang het voor een goed doel is en niet alleen als ik bij jullie ben. 19 Mijn lieve kinderen,+ vanwege jullie voel ik weer weeën, net zolang tot jullie naar Christus gevormd zijn.* 20 Ik wilde dat ik nu bij jullie was en op een andere toon kon praten, want ik weet niet wat ik met jullie aan moet.
21 Jullie willen toch onder de wet staan? Vertel me dan eens: luisteren jullie wel naar de wet? 22 Er staat bijvoorbeeld geschreven dat Abraham twee zonen had: één bij de slavin+ en één bij de vrije vrouw.+ 23 Maar de zoon van de slavin werd op de natuurlijke manier* geboren+ en die van de vrije vrouw dankzij een belofte.+ 24 Deze dingen kunnen symbolisch opgevat worden, want de vrouwen staan voor twee verbonden. Dat van de berg Sinaï+ brengt slaven voort en dat is Ha̱gar. 25 Ha̱gar staat voor Sinaï,+ een berg in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, want ze is met haar kinderen in slavernij. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder.
27 Want er staat geschreven: ‘Wees vrolijk, onvruchtbare vrouw, die niet baart. Barst los in gejuich, vrouw die geen weeën heeft, want de eenzame vrouw heeft veel meer kinderen dan zij die de man heeft.’+ 28 Broeders, jullie zijn kinderen van de belofte, net als Isaäk.+ 29 Toen ging degene die op de natuurlijke manier* was geboren degene vervolgen die door de geest was geboren,+ en dat gebeurt nu ook.+ 30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de vrije vrouw zal zijn erfenis beslist niet delen met de zoon van de slavin.’+ 31 Dus broeders, wij zijn niet de kinderen van een slavin maar van de vrije vrouw.
5 Voor zo’n vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd daarom stand+ en laat je niet opnieuw een slavenjuk opleggen.+
2 Luister! Ik, Paulus, zeg jullie dat als je je laat besnijden, je niets aan Christus hebt.+ 3 Ik herinner elke man die zich laat besnijden er nog eens aan dat hij zich dan aan de hele wet moet houden.+ 4 Jullie zijn gescheiden van Christus, jullie die proberen via de wet rechtvaardig verklaard te worden.+ Jullie vallen buiten zijn onverdiende goedheid. 5 Wat ons betreft, door geest hopen en wachten we vol verlangen op rechtvaardigheid door geloof. 6 Want in eendracht met Christus Jezus heeft besnijdenis of onbesnedenheid geen enkele waarde,+ maar geloof dat werkt via liefde wel.
7 Jullie liepen zo goed.+ Wie heeft jullie verhinderd de waarheid te blijven gehoorzamen? 8 Dit soort redenaties komt niet van degene die jullie roept. 9 Door een beetje zuurdesem* gaat het hele deeg gisten.+ 10 Ik ben ervan overtuigd dat jullie die in eendracht met de Heer zijn+ er niet anders over zullen gaan denken. Maar degene die jullie in verwarring brengt,+ wie het ook is, zal de straf krijgen die hij verdient. 11 Broeders, als ik nog steeds de besnijdenis zou prediken, waarom word ik dan vervolgd? In dat geval zou de martelpaal*+ geen struikelblok meer zijn. 12 Ik wilde dat de mannen die jullie in de war proberen te brengen, zichzelf zouden castreren.*
13 Jullie zijn geroepen om vrij te zijn, broeders. Misbruik die vrijheid alleen niet om je vleselijke verlangens te bevredigen,+ maar dien elkaar door liefde.+ 14 Want de hele wet wordt in één gebod vervuld,* namelijk: ‘Je moet je naaste liefhebben als jezelf.’+ 15 Pas op: als jullie elkaar blijven bijten en verscheuren,+ zullen jullie elkaar naar de ondergang helpen.+
16 Maar ik zeg: blijf de leiding van de geest volgen,*+ dan zul je nooit toegeven aan vleselijke verlangens.+ 17 Want het vlees gaat met zijn verlangens in tegen de geest, en de geest tegen het vlees. Ze staan tegenover elkaar, zodat je niet doet wat je wilt doen.+ 18 En als je door geest wordt geleid, sta je niet onder de wet.
19 De werken van het vlees zijn duidelijk te zien: seksuele immoraliteit,*+ onreinheid, schaamteloos gedrag,*+ 20 afgoderij, spiritisme,*+ vijandschap, ruzie, jaloezie, woede-uitbarstingen, meningsverschillen, verdeeldheid, sekten, 21 afgunst, dronkenschap,+ wilde feesten en dat soort dingen.+ Ik waarschuw jullie van tevoren voor die dingen, zoals ik jullie al eerder heb gewaarschuwd: wie zulke dingen doet, zal Gods Koninkrijk niet erven.+
22 Maar de vrucht van de geest is liefde, vreugde, vrede, geduld,* vriendelijkheid, goedheid,+ geloof, 23 zachtaardigheid, zelfbeheersing.+ Er is geen wet die tegen zulke dingen is. 24 Bovendien hebben degenen die bij Christus Jezus horen, het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal gehangen.+
25 Als we naar de geest leven, laten we ons dan ook naar de geest blijven gedragen.*+ 26 Laten we niet verwaand worden,+ geen competitiegeest aanwakkeren+ en niet jaloers op elkaar worden.
6 Broeders, als iemand een misstap doet, ook al is dat onbewust, dan moeten jullie die geestelijk goed toegerust zijn* hem zachtaardig+ weer op het rechte pad brengen. Maar houd ook jezelf in de gaten,+ dat jij niet in verleiding komt.+ 2 Blijf elkaars lasten dragen,+ want zo vervul je de wet van de Christus.+ 3 Als iemand denkt dat hij heel wat is terwijl hij niets voorstelt,+ dan houdt hij zichzelf voor de gek. 4 Maar laat iedereen zijn eigen daden overdenken,+ dan zal hij blij kunnen zijn met wat hij zelf doet zonder zich met anderen te vergelijken.+ 5 Want iedereen heeft zijn eigen vracht* te dragen.+
6 Bovendien moet iedereen die onderwijs* krijgt in het woord, alle goede dingen met zijn onderwijzer delen.+
7 Maak jezelf niets wijs:* God laat niet met zich spotten. Want wat je zaait, zul je ook oogsten.+ 8 Wie naar zijn vlees zaait, oogst uit zijn vlees verderf, maar wie naar de geest zaait, oogst uit de geest eeuwig leven.+ 9 Laten we er dus nooit mee ophouden het goede te doen, want te zijner tijd zullen we oogsten als we het niet opgeven.*+ 10 Laten we zolang de gelegenheid* er nog is, goed zijn voor iedereen, maar vooral voor degenen die aan ons verwant zijn in het geloof.
11 Kijk eens wat een grote letters! Ik heb jullie eigenhandig geschreven.
12 Iedereen die naar buiten toe* een goede indruk wil maken, probeert jullie ertoe te dwingen je te laten besnijden, en dat alleen maar om niet vervolgd te worden vanwege de martelpaal* van de Christus. 13 Want degenen die zich laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet,+ maar ze willen dat jullie je laten besnijden om over jullie* te kunnen opscheppen. 14 Ik hoop dat ik nooit ga opscheppen, behalve over de martelpaal van onze Heer Jezus Christus.+ Door hem is de wereld dood* voor mij en ben ik het voor de wereld. 15 Want het maakt niet uit of je besneden bent of niet+ — een nieuwe schepping,+ daar gaat het om. 16 Allen die volgens deze gedragsregel leven,* wens ik vrede en barmhartigheid toe. Zij zijn het Israël van God.+
17 Laat nu niemand het me nog moeilijk maken, want op mijn lichaam draag ik de brandmerken van een slaaf van Jezus.+
18 Broeders, mag de onverdiende goedheid van onze Heer Jezus Christus met de geest zijn die jullie tonen. Amen.
Of ‘dit slechte tijdperk’, ‘dit slechte samenstel van dingen’. Zie Woordenlijst.
Of ‘snel laten afbrengen’.
Soms gebruikt de Bijbel ‘broeders’ voor zowel mannen als vrouwen.
Lett.: ‘tot het uiterste’.
Of ‘mij van de schoot van mijn moeder af heeft afgezonderd’.
Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘vlees en bloed’.
Ook Petrus genoemd.
Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘uur’.
Zie Woordenlijst.
Ook Petrus genoemd.
Zie Woordenlijst.
Zie Woordenlijst.
Of ‘dat ze niet wandelden overeenkomstig’.
Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘geen vlees’.
Of ‘onder deze kwade invloed gebracht’.
Lett.: ‘van jullie vernemen’.
Lett.: ‘begonnen in de geest’.
Lett.: ‘worden jullie voltooid in het vlees’.
Of ‘krachtige werken’.
Zie App. A5.
Of ‘aan geloof vasthouden’.
Zie Woordenlijst.
Of ‘aan geloof vasthouden’.
Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘zaad’.
Lett.: ‘zaden’.
Lett.: ‘zaad’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘leermeester’.
Of ‘leermeester’.
Lett.: ‘zaad’.
Een Hebreeuws of Aramees woord dat ‘o Vader!’ betekent.
Of ‘op me gespuugd’.
Of ‘tot Christus in jullie gevormd is’.
Lett.: ‘naar het vlees’.
Lett.: ‘naar het vlees’.
Zie Woordenlijst.
Zie Woordenlijst.
Of ‘eunuch zouden worden’, waardoor ze zich niet meer konden houden aan de wet die ze zo belangrijk vonden.
Of mogelijk ‘samengevat’.
Lett.: ‘blijf door geest wandelen’.
Grieks: porneia. Zie Woordenlijst.
Grieks: aselgeia. Zie Woordenlijst.
Of ‘toverij’, ‘gebruik van verdovende middelen of geneesmiddelen’.
Of ‘lankmoedigheid’.
Of ‘door geest ordelijk blijven wandelen’.
Of ‘die geestelijke kwalificaties hebben’.
Of ‘verantwoordelijkheid’.
Of ‘mondeling onderwijs’.
Of ‘word niet misleid’.
Of ‘het niet moe worden’.
Lett.: ‘vastgestelde tijd’.
Lett.: ‘in het vlees’.
Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘jullie vlees’.
Of ‘aan een paal gehangen’.
Of ‘ordelijk wandelen’.