STUDIEARTIKEL 34
LIED 50 Gods voorbeeld van liefde
Liefde en barmhartigheid als reactie op zonde
‘God probeert je in zijn goedheid tot berouw te brengen.’ — ROM. 2:4.
FOCUS
Hoe de ouderlingen iemand die een ernstige zonde begaat proberen te helpen.
1. Wat kan er gebeuren als iemand een ernstige zonde heeft begaan?
IN HET vorige artikel hebben we gezien hoe Paulus omging met een ernstige kwestie in Korinthe. De zondaar had geen berouw en moest uit de gemeente worden verwijderd. Maar zoals de thematekst laat zien, kan iemand die een ernstige zonde heeft begaan soms nog worden bereikt en tot berouw worden gebracht (Rom. 2:4). Hoe kunnen de ouderlingen zo iemand helpen?
2-3. Wat moet je doen als je te weten komt dat iemand een ernstige zonde heeft begaan, en waarom?
2 De ouderlingen kunnen pas helpen als ze weten dat er een probleem is. Wat moet je dus doen als je te weten komt dat een broeder of zuster een ernstige zonde heeft begaan, iets dat ertoe kan leiden dat die persoon uit de gemeente wordt verwijderd? Moedig hem aan naar de ouderlingen te gaan voor hulp (Jes. 1:18; Hand. 20:28; 1 Petr. 5:2).
3 Maar wat als hij niet met de ouderlingen wil praten? Ga dan zelf naar de ouderlingen toe om ervoor te zorgen dat de persoon de nodige hulp krijgt. Dat doe je uit liefde. Je wilt namelijk voorkomen dat je je broeder of zuster verliest. Als de kwaaddoener niet verandert, loopt zijn band met Jehovah nog meer schade op. Ook kan de reputatie van de gemeente eronder lijden. Kom dus moedig in actie — uit liefde voor Jehovah en voor je broeder of zuster (Ps. 27:14).
HOE DE OUDERLINGEN HELPEN
4. Wat is het doel van de ouderlingen als iemand een ernstige zonde heeft begaan?
4 Als iemand in de gemeente een ernstige zonde begaat, kiest het lichaam van ouderlingen uit hun midden drie geschikte broeders die een comité zullen vormen.a Deze broeders moeten bescheiden en nederig zijn. Hoewel ze zullen proberen de persoon tot berouw te brengen, beseffen ze dat ze niemand kunnen dwingen om te veranderen (Deut. 30:19). Ze weten dat niet alle kwaaddoeners zo goed zullen reageren als koning David (2 Sam. 12:13). Sommigen kiezen ervoor Jehovah’s raad te negeren (Gen. 4:6-8). Toch hebben de ouderlingen het doel de kwaaddoener tot berouw te brengen. Door welke principes laten ze zich leiden als ze met hem samenkomen?
5. Wat houden de ouderlingen in gedachte als ze met de kwaaddoener samenkomen? (2 Timotheüs 2:24-26) (Zie ook de afbeelding.)
5 De ouderlingen bezien de zondaar als een kostbaar verloren schaap (Luk. 15:4, 6). Als ze met de persoon samenkomen, zullen ze daarom niet streng of hard zijn in wat ze zeggen of in hun houding en benadering. Ook zullen ze het gesprek niet afdoen als een formaliteit waarin ze een vaste procedure volgen. In plaats daarvan laten ze zich leiden door de eigenschappen in 2 Timotheüs 2:24,25. (Lees.) De ouderlingen blijven vriendelijk, mild en zachtaardig, want ze willen het hart van de persoon bereiken.
Net als herders in de oudheid doen de ouderlingen wat ze kunnen om een verloren schaap terug te vinden (Zie alinea 5)
6. Hoe bereiden de ouderlingen hun eigen hart voor op een gesprek met een kwaaddoener? (Romeinen 2:4)
6 De ouderlingen bereiden hun eigen hart voor. Ze proberen net zo met een zondaar om te gaan als Jehovah. Daarbij denken ze aan wat Paulus zei: ‘God probeert je in zijn goedheid tot berouw te brengen.’ (Lees Romeinen 2:4.) De ouderlingen moeten onthouden dat ze in de eerste plaats herders zijn onder leiding van Christus (Jes. 11:3, 4; Matth. 18:18-20). Voordat het comité met de kwaaddoener samenkomt, denken ze onder gebed na over hun doel: hem tot berouw brengen. Ze doen nazoekwerk in de Bijbel en in onze publicaties en bidden om inzicht en een goed oordeel. Ze bedenken wat ze over de persoon moeten weten dat kan hebben bijgedragen aan zijn denkwijze, houding en gedrag (Spr. 20:5).
7-8. Hoe kunnen de ouderlingen Jehovah’s geduld navolgen als ze met een kwaaddoener samenkomen?
7 De ouderlingen volgen Jehovah’s geduld na. Ze houden in gedachte hoe Jehovah in het verleden met zondaars omging. Hij redeneerde bijvoorbeeld geduldig met Kaïn, waarschuwde hem voor de gevolgen van zonde en gaf hem hoop op herstel (Gen. 4:6, 7). Hij liet David corrigeren door de profeet Nathan, die een voorbeeld gebruikte dat het hart van de koning raakte (2 Sam. 12:1-7). En hij bleef zijn profeten naar de opstandige Israëlieten sturen, ‘elke dag weer’ (Jer. 7:24, 25). Hij wachtte niet af tot zijn volk zelf berouw kreeg maar nam het initiatief door ze aan te sporen berouw te hebben.
8 Ouderlingen volgen Jehovah’s voorbeeld als ze iemand proberen te helpen die een ernstige zonde heeft begaan. Ze behandelen zo’n broeder of zuster ‘met veel geduld’, zoals 2 Timotheüs 4:2 zegt. Een ouderling moet altijd beheerst en kalm zijn terwijl hij geduldig een beroep doet op iemands wil om te doen wat juist is. Als hij geïrriteerd of gefrustreerd zou raken, zou het kunnen dat hij de zondaar van zich afstoot of zelfs tot struikelen brengt.
9-10. Hoe kunnen de ouderlingen de zondaar helpen over zijn gedrag na te denken?
9 De ouderlingen proberen vast te stellen wat tot de zonde heeft geleid. Is de persoon bijvoorbeeld geleidelijk verzwakt omdat hij persoonlijke studie of de dienst heeft verwaarloosd? Bid hij minder vaak tot Jehovah of zijn zijn gebeden oppervlakkig geworden? Is hij gaan toegeven aan verkeerde verlangens? Heeft hij onverstandige keuzes gemaakt als het gaat om omgang of ontspanning? Welke invloed hebben die keuzes op zijn hart gehad? Beseft hij wat zijn Vader, Jehovah, vindt van zijn recente keuzes en daden?
10 Door zinvolle vragen te stellen maar zonder onnodig naar details te vragen, kunnen de ouderlingen de kwaaddoener aan het praten krijgen en aan het denken zetten over zijn gedrag (Spr. 20:5). Daarnaast kunnen ze illustraties gebruiken om tot hem door te dringen en hem te helpen inzien wat er verkeerd was aan zijn gedrag, zoals Nathan dat deed bij David. Misschien begint hij tijdens het eerste gesprek echt spijt te krijgen van zijn keuzes en gedrag. Hij zou zelfs al berouw kunnen krijgen.
11. Hoe ging Jezus met zondaars om?
11 De ouderlingen streven ernaar Jezus na te volgen. De opgestane Jezus stelde Saulus van Tarsus een indringende vraag: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Met die vraag hielp Jezus hem in te zien dat hij verkeerd bezig was (Hand. 9:3-6). En over ‘die vrouw Izebel’ zei Jezus: ‘Ik heb haar tijd gegeven om berouw te hebben’ (Openb. 2:20, 21).
12-13. Hoe kunnen de ouderlingen iemand tijd geven om berouw te hebben? (Zie ook de afbeelding.)
12 In navolging van Jezus zullen de ouderlingen niet te snel concluderen dat iemand geen berouw zal krijgen. Sommigen krijgen misschien berouw tijdens het eerste gesprek met het comité, maar anderen hebben meer tijd nodig. De ouderlingen kunnen daarom meerdere keren met de zondaar samenkomen. Misschien gaat hij na het eerste gesprek serieus nadenken over wat hem is verteld. Misschien gaat hij nederig tot Jehovah in gebed (Ps. 32:5; 38:18). En zo kan het zijn dat hij bij een volgend gesprek een andere houding heeft dan bij het eerste gesprek.
13 De ouderlingen proberen meelevend en vriendelijk te zijn om de zondaar tot berouw te brengen. Ze hopen en bidden dat Jehovah hun inspanningen zal zegenen en dat hun broeder of zuster tot bezinning komt en berouw krijgt (2 Tim. 2:25, 26).
De ouderlingen kunnen meerdere keren met een kwaaddoener samenkomen zodat hij tijd krijgt om tot berouw te komen (Zie alinea 12)
14. Wie verdient de eer als een zondaar berouw heeft, en waarom?
14 Als de zondaar berouw heeft, is dat reden tot veel vreugde! (Luk. 15:7, 10) Wie verdient de eer? De ouderlingen? Denk aan wat Paulus over zondaars schreef: ‘Misschien geeft God hun berouw’ (2 Tim. 2:25). Zo’n veranderde houding en manier van denken is dus te danken aan Jehovah en niet aan een mens. Het is Jehovah die de opstandige christen helpt te veranderen. Paulus vertelt ook welke mooie resultaten het berouw heeft: de zondaar krijgt nauwkeuriger kennis van de waarheid, komt tot bezinning en kan ontsnappen uit de strikken van Satan (2 Tim. 2:26).
15. Hoe kunnen de ouderlingen een berouwvolle kwaaddoener blijven helpen?
15 Als iemand berouw heeft, zal het comité regelen dat hij herderlijke bezoeken krijgt zodat hij wordt geholpen om Satans verleidingen te blijven weerstaan en de paden voor zijn voeten recht te maken (Hebr. 12:12, 13). Natuurlijk zullen de ouderlingen niet aan anderen vertellen wat de zondaar heeft gedaan. Maar wat zou de gemeente misschien wel moeten weten?
‘IN HET BIJZIJN VAN IEDEREEN TERECHTWIJZEN’
16. Wat kan Paulus in 1 Timotheüs 5:20 bedoeld hebben met ‘in het bijzijn van iedereen’?
16 Lees 1 Timotheüs 5:20. Paulus schreef zijn collega-ouderling Timotheüs dat hij ‘degenen die zonde beoefenen’ moest terechtwijzen. Wat bedoelde hij met ‘in het bijzijn van iedereen’? Moest de hele gemeente erbij zijn? Niet per se. Het ging om iedereen die al van de zonden op de hoogte was. Dat konden degenen zijn die er getuige van waren geweest of degenen die de zondaar in vertrouwen had genomen. De ouderlingen zouden alleen hun laten weten dat de zaak was afgehandeld en dat de zondaar was gecorrigeerd.
17. Welke mededeling wordt er gedaan als een ernstige zonde in de gemeente algemeen bekend is of waarschijnlijk zal worden, en waarom?
17 Het kan zijn dat het kwaaddoen in de gemeente algemeen bekend is of waarschijnlijk zal worden. In zo’n geval slaat ‘in het bijzijn van iedereen’ op de hele gemeente. Een ouderling zal dan in een mededeling aan de gemeente bekendmaken dat de broeder of zuster is terechtgewezen. Waarom? Volgens Paulus is dat een ‘waarschuwing voor de anderen’ om geen ernstige zonde te begaan.
18. Wat doen de ouderlingen als een gedoopte minderjarige een ernstige zonde heeft begaan? (Zie ook de afbeelding.)
18 Wat als een gedoopte minderjarige, iemand die nog geen 18 is, een ernstige zonde begaat? Het lichaam van ouderlingen zal dan regelen dat twee ouderlingen samenkomen met de minderjarige en zijn christelijke ouders.b De ouderlingen zullen nagaan wat de ouders al hebben gedaan om hun kind te helpen tot inkeer te komen. Als de minderjarige een goede houding heeft en de ouders tot hem doordringen, kunnen de twee ouderlingen besluiten dat er geen verdere stappen nodig zijn. Het zijn tenslotte de ouders die van Jehovah de verantwoordelijkheid hebben gekregen hun kinderen liefdevol te corrigeren (Deut. 6:6, 7; Spr. 6:20; 22:6; Ef. 6:2-4). De ouderlingen zullen af en toe bij de ouders nagaan of de minderjarige de hulp krijgt die hij nodig heeft. Maar wat als een gedoopte minderjarige geen berouw heeft en doorgaat met het verkeerde gedrag? In dat geval zal een comité van ouderlingen samenkomen met hem en zijn christelijke ouders.
Als een minderjarige een ernstige zonde begaat, zullen twee ouderlingen samenkomen met hem en zijn christelijke ouders (Zie alinea 18)
‘JEHOVAH IS HEEL MEELEVEND EN BARMHARTIG’
19. Hoe kunnen ouderlingen Jehovah navolgen in hun behandeling van kwaaddoeners?
19 Ouderlingen die in een comité zitten hebben van Jehovah de verantwoordelijkheid gekregen om de gemeente rein te houden (1 Kor. 5:7). Maar ze willen ook dat kwaaddoeners berouw krijgen en blijven dus hoopvol en positief. Waarom? Omdat ze Jehovah willen navolgen, die ‘heel meelevend en barmhartig is’ (Jak. 5:11). De bejaarde apostel Johannes had net zo’n houding. Hij schreef: ‘Mijn lieve kinderen, ik schrijf jullie deze dingen zodat jullie geen zonde zullen begaan. Als iemand toch een zonde begaat, dan hebben we een helper bij de Vader: Jezus Christus, een rechtvaardige’ (1 Joh. 2:1).
20. Waar gaat het laatste artikel in deze serie over?
20 Helaas komt het voor dat een broeder of zuster geen berouw krijgt. In dat geval moet hij of zij uit de gemeente worden verwijderd. Wat doen de ouderlingen in zulke gevallen? Het laatste artikel in deze serie gaat daar dieper op in.
LIED 42 Sta de zwakken bij
a In het verleden werd zo’n groep broeders een rechterlijk comité genoemd. Maar omdat die aanduiding niet goed weergeeft wat hun taak allemaal omvat, wordt het voortaan een comité van ouderlingen genoemd.
b Wat over de ouders van een minderjarige wordt gezegd, geldt ook voor zijn of haar wettelijke vertegenwoordigers of anderen die met de ouderlijke zorg belast zijn.