Job
12 Vervolgens antwoordde Job en zei:
4 [Iemand die] een voorwerp van spot [is] voor zijn naaste, ben ik* geworden,+
Iemand die tot God* roept, opdat hij hem zou antwoorden.+
Een voorwerp van spot is de rechtvaardige, de onberispelijke.
5 In gedachten heeft degene die vrij van zorgen is, verachting voor de ondergang zelf;+
Die is bereid voor hen wier voeten wankelen.+
6 De tenten van de gewelddadige plunderaars zijn onbezorgd,+
En degenen die God* tot woede prikkelen, hebben de veiligheid
Die degene toebehoort die in zijn hand een god* heeft gebracht.+
7 Maar vraag alstublieft de huisdieren, en ze zullen u onderrichten;+
Ook de gevleugelde schepselen des hemels, en ze zullen het u vertellen.+
8 Of houd u intens bezig met de aarde,* en ze zal u onderrichten;+
En de vissen der zee+ zullen het u bekendmaken.
9 Wie onder al deze weet niet heel goed
Dat Jehovah’s hand* zelf dit heeft gedaan,+
14 Ziet! Hij haalt omver, opdat er niet wordt opgebouwd;+
Hij sluit het toe voor de mens, opdat het niet wordt geopend.+
16 Bij hem zijn sterkte en praktische wijsheid;+
Hem behoort degene die een fout begaat en degene die op een dwaalspoor brengt;+
17 Hij laat raadsheren barrevoets gaan,*+
En hij laat zelfs rechters waanzinnig worden.
19 Hij laat priesters barrevoets gaan,+
En hen die permanent gezeteld zijn, werpt hij omver;*+
20 Hij ontneemt de getrouwen de spraak,*
En de verstandigheid der ouden neemt hij weg;
21 Hij stort verachting uit over edelen,+
En de gordel van krachtigen maakt hij werkelijk slap;
22 Hij legt diepe dingen uit de duisternis bloot,+
En hij brengt diepe schaduw aan het licht;
23 Hij laat de natiën groot worden, opdat hij ze kan vernietigen;+
Breidt de natiën uit, opdat hij ze kan wegvoeren;
24 Neemt het hart weg van de hoofden van het volk des lands,
Opdat hij hen in een lege ruimte kan laten ronddolen,+ waar geen weg is.