Psalmen
Van Da̱vid. Een melodie.
2 Ik wil met doorzicht handelen op een onberispelijke wijze.+
Wanneer zult gij tot mij komen?+
Ik zal in de rechtschapenheid van mijn hart wandelen binnen mijn huis.+
3 Ik zal mij niets voor ogen stellen wat niet deugt.*+
Het doen der afvalligen heb ik gehaat;+
Het kleeft mij niet aan.+
5 Wie in het geheim zijn metgezel lastert,+
Hem leg ik het zwijgen op.+
Wie hoogmoedig van ogen en arrogant van hart* is,+
Hem kan ik niet verdragen.+
6 Mijn ogen zijn op de getrouwen der aarde [gericht],+
Opdat zij bij mij wonen.+
Wie op een onberispelijke wijze wandelt,+
Díé zal mij dienen.+