18 Waarop hij tot hem zei: „Wij trekken van Be̱thlehem in Ju̱da naar de meest afgelegen streken van het bergland van E̱fraïm.+ Daar kom ik vandaan, maar ik ben naar Be̱thlehem in Ju̱da+ geweest; en nu ga ik naar mijn eigen huis, en er is niemand die mij in huis opneemt.+