40 Daarop nam hij zijn staf in zijn hand en koos zich uit het stroomdal vijf van de gladste stenen en deed ze in zijn herderstas, die hem tot gereedschapstas diende, en zijn slinger+ had hij in zijn hand. Toen trad hij op de Filistijn toe.
49 Toen stak Da̱vid zijn hand in zijn tas en nam er een steen uit en slingerde die weg, zodat hij de Filistijn in zijn voorhoofd trof,+ en de steen drong in zijn voorhoofd,* waarna hij op zijn gezicht ter aarde viel.+
2 gewapend met de boog, die zowel rechts- als linkshandig+ waren bij [het slingeren van] stenen+ of bij [het afschieten van] pijlen+ met de boog.+ Zij waren van de broeders van Saul, uit Be̱njamin.