18 Gij dient rechters+ en beambten+ voor u aan te stellen binnen al uw poorten die Jehovah, uw God, u geeft, naar uw stammen, en zij moeten het volk met een rechtvaardig oordeel berechten.
17 En Sa̱muël zelf zag Saul, en Jehovah, van zijn kant, antwoordde hem: „Daar is de man van wie ik tot u gezegd heb: ’Deze is het die mijn volk in toom zal houden.’”+