10 Hij dan vervolgde: „Volgend jaar om deze tijd* zal ik beslist bij u terugkomen, en zie! Sa̱ra, uw vrouw, zal een zoon hebben.”+ Sa̱ra nu luisterde aan de ingang van de tent, en deze was achter de man.
20 Zo geschiedde het met het omlopen van een jaar* dat Ha̱nna zwanger werd en een zoon baarde, en zij gaf hem vervolgens de naam+ Sa̱muël,* want, zei zij, „van Jehovah heb ik hem gevraagd”.+
16 Toen zei hij: „Volgend jaar op deze bestemde tijd* zult gij een zoon omhelzen.”+ Maar zij zei: „Neen, mijn meester, o man van de [ware] God! Vertel geen leugens in verband met uw dienstmaagd.”
13 De engel zei echter tot hem: „Vrees niet, Zachari̱as, want uw smeking is verhoord,+ en uw vrouw Eli̱sabeth zal u een zoon schenken, en gij moet hem de naam Joha̱nnes* geven.+