19Nu gebeurde het in die dagen dat er geen koning in I̱sraël was.+ Het geschiedde dan dat een zekere leviet voor enige tijd in de meest afgelegen streken van het bergland van E̱fraïm+ vertoefde. Mettertijd nam hij zich uit Be̱thlehem+ in Ju̱da een bijvrouw+ tot echtgenote.
1Nu gebeurde het in de dagen waarin de rechters+ rechtspraken, dat er een hongersnood+ ontstond in het land. Toen trok een man uit Be̱thlehem+ in Ju̱da weg om als vreemdeling te vertoeven in de velden van Mo̱ab,+ hij met zijn vrouw en zijn twee zonen.
2 En gij, o Be̱thlehem* E̱fratha,+ die te klein zijt om onder de duizenden van Ju̱da [gerekend] te worden,+ uit u*+ zal mij voortkomen degene die heerser in I̱sraël zal worden,+ wiens oorsprong* is uit oude tijden, uit de dagen van onbepaalde tijd.+