21 Maar I̱ttai antwoordde de koning en zei: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar mijn heer de koning leeft,+ op de plaats waar mijn heer de koning zal blijken te zijn, hetzij ten dode of ten leven, daar zal uw dienaar blijken te zijn!”+
2 Eli̱a zei nu tot Eli̱sa: „Blijf alstublieft hier, want Jehovah zelf heeft mij helemaal naar Be̱thel gezonden.” Maar Eli̱sa zei: „Zo waar Jehovah leeft+ en zo waar uw ziel leeft,+ ik wil u niet verlaten.”+ Zij daalden dus af naar Be̱thel.+
10 Maar Jehovah is in waarheid God.*+ Hij is de levende God+ en de Koning tot onbepaalde tijd.+ Wegens zijn verontwaardiging zal de aarde schudden,+ en er zijn geen natiën die zich onder zijn openlijke veroordeling staande zullen houden.+
16 Daarop zwoer koning Zedeki̱a Jeremi̱a in de schuilplaats en zei: „Zo waar Jehovah leeft, die ons deze ziel heeft gemaakt,+ ik zal u stellig niet ter dood brengen, en ik zal u stellig niet in de hand van deze mannen geven die uw ziel zoeken.”+