13 Nu geschiedde het dat zodra La̱ban het bericht over Ja̱kob, de zoon van zijn zuster, hoorde, hij hem tegemoet snelde.+ Toen omhelsde hij hem en kuste hem en bracht hem in zijn huis.+ En hij ging La̱ban al deze dingen verhalen.
10Toen nam Sa̱muël de pul+ met olie en goot die uit over zijn hoofd en kuste+ hem en zei: „Is het niet omdat Jehovah* u tot leider+ over zijn erfdeel+ heeft gezalfd?
39 Al het volk ging er nu toe over de Jorda̱a̱n over te trekken, en de koning zelf trok over; maar de koning kuste+ Barzi̱llai en zegende+ hem, waarna deze naar zijn plaats terugkeerde.