2 Wat Saul en de mannen van I̱sraël betreft, zij brachten [hun troepen] bijeen en legerden zich toen in de laagvlakte van E̱la,+ en zij schaarden zich vervolgens in slagorde om de Filistijnen tegemoet te gaan.
50 Zo bleek Da̱vid met een slinger en een steen sterker te zijn dan de Filistijn, en hij sloeg de Filistijn neer en bracht hem ter dood; en Da̱vid had geen zwaard in zijn hand.+