3 En de naam van de man was Na̱bal,+ en de naam van zijn vrouw was Abi̱gaïl.+ En de vrouw had een goed doorzicht+ en was schoon van gestalte, maar de man was hardvochtig en zijn praktijken waren slecht;+ en hij was een Kalebiet.+
23 Toen Abi̱gaïl Da̱vid in het oog kreeg, haastte zij zich terstond en steeg van de ezel af, en zij viel voor Da̱vid op haar aangezicht en boog+ zich ter aarde.