10 De geest+ van Jehovah kwam nu over hem, en hij werd de rechter over I̱sraël. Toen hij ten strijde uittrok, gaf Jehovah voorts Ku̱schan-Rischata̱ïm, de koning van Sy̱rië,* in zijn hand, zodat hij de overhand kreeg+ over Ku̱schan-Rischata̱ïm.
29 Nu kwam Jehovah’s geest over Je̱fta,+ en hij trok vervolgens door Gi̱lead en Mana̱sse en trok daarna door Mi̱zpé in Gi̱lead,+ en van Mi̱zpé in Gi̱lead trok hij verder naar de zonen van A̱mmon.
6 Toen werd Jehovah’s geest ten aanzien van hem werkzaam,+ zodat hij [de leeuw] in tweeën scheurde, net zoals men een bokje in tweeën scheurt, en zonder dat hij ook maar iets in zijn hand had. En hij vertelde zijn vader of zijn moeder niet wat hij had gedaan.
10 Zij gingen dus vandaar naar de heuvel, en zie, daar was een groep profeten die hem tegemoet kwam; terstond werd de geest van God ten aanzien van hem werkzaam,+ en hij ging in hun midden als een profeet spreken.+
13 Bijgevolg nam Sa̱muël de hoorn met olie+ en zalfde hem te midden van zijn broers. En van die dag af werd de geest van Jehovah ten aanzien van Da̱vid werkzaam.+ Later stond Sa̱muël op en ging naar Ra̱ma.+