23 Wat de Filistijnse asvorsten betreft, zij vergaderden zich om hun god Da̱gon+ een groot slachtoffer te offeren en om zich te verheugen, en zij zeiden voortdurend: „Onze god* heeft onze vijand Si̱mson in onze hand gegeven!”+
2 Toen viel+ Aha̱zia door het traliewerk in zijn dakvertrek,+ dat te Sama̱ria was, en werd ziek. Hij zond daarom boden en zei tot hen: „Gaat Ba̱äl-Ze̱bub,*+ de god* van E̱kron,+ raadplegen,+ of ik van deze ziekte zal herstellen.”+