51 En Da̱vid rende voort en stond ten slotte bij de Filistijn. Toen nam hij diens zwaard+ en trok het uit de schede en bracht hem definitief ter dood toen hij er zijn hoofd mee afhieuw.+ Toen nu de Filistijnen zagen dat hun sterke [man] gestorven was, sloegen zij op de vlucht.+
9 Voorts hieuwen zij hem het hoofd af+ en trokken hem zijn wapenrusting uit en zonden [boden] rond in het land der Filistijnen om het in de huizen van hun afgoden+ en onder het volk bekend te maken.+
7 Nu gebeurde het dat zodra de brief hen bereikte, zij daarop de zonen van de koning namen en [hen] afslachtten, zeventig man,+ waarna zij hun hoofden in manden deden en ze naar hem toe zonden te Ji̱zreël.