5 omdat Da̱vid had gedaan wat recht was in de ogen van Jehovah en hij al de dagen van zijn leven niet was afgeweken van iets wat Hij hem geboden had,+ behalve in de zaak van Uri̱a de Hethiet.+
19 groot in raad+ en overvloedig in daden,+ gij, wiens ogen geopend zijn over al de wegen van de mensenzonen,*+ om aan elkeen te geven naar zijn wegen en naar de vrucht van zijn handelingen;+
13 En geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar,+ maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.+