30 En Si̱hon, de koning van He̱sbon, liet ons niet bij zich doortrekken, want Jehovah, uw God, had zijn geest verstokt+ en zijn hart verhard laten worden, ten einde hem in uw hand te geven, juist zoals op deze dag.+
15 En de koning luisterde niet naar het volk; want het bleek een keer in de aangelegenheden te zijn door toedoen van de [ware] God,+ opdat Jehovah zijn woord gestand kon doen+ dat hij door bemiddeling van Ahi̱a,*+ de Siloniet,+ tot Jero̱beam, de zoon van Ne̱bat, gesproken had.+
7 Maar het was van Godswege+ dat de ondergang+ van Aha̱zia geschiedde doordat [deze] naar Jo̱ram kwam; en toen hij [daar] gekomen was, trok hij met Jo̱ram uit+ naar Je̱hu,+ de kleinzoon* van Ni̱msi,+ die door Jehovah was gezalfd+ om het huis van A̱chab af te snijden.+
6 Indien een hoorn in een stad wordt geblazen, beeft dan niet ook het volk zelf?+ Indien er een rampspoed in de stad plaatsvindt, is het dan niet Jehovah die gehandeld heeft?