7 In die tijd nu bouwde Sa̱lomo voorts een hoge plaats+ voor Ka̱mos,+ het walgelijke+ ding van Mo̱ab, op de berg+ die vóór+ Jeru̱zalem was, en voor Mo̱lech, het walgelijke ding van de zonen van A̱mmon.
18 En ik zei voorts tot hun zonen in de wildernis:+ ’In de voorschriften van UW voorvaders moogt GIJ niet wandelen+ en hun rechtsverordeningen niet onderhouden+ en met hun drekgoden U niet verontreinigen.+