43 namelijk Be̱zer,+ in de wildernis, op de hoogvlakte, voor de Rubenieten, en Ra̱moth+ in Gi̱lead voor de Gadieten, en Gola̱n,+ in Ba̱san, voor de Manassieten.+
8 En in de Jordaanstreek, bij Je̱richo, tegen het oosten, gaven zij Be̱zer+ in de wildernis, op de hoogvlakte, uit de stam Ru̱ben,+ en Ra̱moth+ in Gi̱lead uit de stam Gad, en Gola̱n+ in Ba̱san uit de stam Mana̱sse.
3 Toen zei de koning van I̱sraël tot zijn dienaren: „Weet GIJ feitelijk wel dat Ra̱moth-Gi̱lead+ aan ons toebehoort? Toch aarzelen wij om het uit de hand van de koning van Sy̱rië te nemen.”
9En de profeet Eli̱sa riep van zijn kant een van de profetenzonen+ en zei vervolgens tot hem: „Omgord uw lendenen+ en neem deze pul*+ met olie in uw hand en ga naar Ra̱moth-Gi̱lead.+