19 De troon had zes treden, en van achteren had de troon een rond baldakijn, en er waren armleuningen aan weerskanten van de zitplaats, en twee leeuwen+ stonden naast de armleuningen.+
19 En er waren twaalf leeuwen+ die daar aan weerskanten op de zes treden stonden. Geen enkel ander koninkrijk had er een die precies als deze was gemaakt.+
19 En een mensengezicht* was naar de palmfiguur aan deze zijde [gericht], en het gezicht van een jonge leeuw met manen was naar de palmfiguur aan gene zijde [gericht];+ ze zijn overal rondom op het gehele huis gegraveerd.
14 Want ik zal voor E̱fraïm als een jonge leeuw zijn+ en voor het huis van Ju̱da als een jonge leeuw met manen. Ik, ikzelf zal in stukken scheuren en ik zal heengaan [en] wegvoeren, en er zal geen bevrijder zijn.+