16 En Je̱hu,+ de kleinzoon* van Ni̱msi,+ dient gij tot koning over I̱sraël te zalven; en Eli̱sa,*+ de zoon van Sa̱fat, uit A̱bel-Meho̱la,+ dient gij tot profeet in uw plaats te zalven.+
15 Toen de profetenzonen die te Je̱richo waren hem op enige afstand zagen, zeiden zij voorts: „De geest+ van Eli̱a is op Eli̱sa komen te rusten.” Bijgevolg gingen zij hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde neer.*+