26 Toch keerde Jehovah* zich niet af van de grote hitte van zijn toorn, waarmee zijn toorn ontbrand was tegen Ju̱da+ vanwege al de krenkingen waarmee Mana̱sse hen ertoe gebracht had [hem] te krenken.+
3 Het was slechts op bevel van Jehovah dat dit tegen Ju̱da geschiedde, om het uit zijn ogen weg te doen+ wegens de zonden van Mana̱sse,+ naar alles wat hij gedaan had;
4 En ik wil hen tot beving maken voor alle koninkrijken der aarde+ vanwege Mana̱sse, de zoon van Hizki̱a,* de koning van Ju̱da, om wat hij in Jeru̱zalem heeft gedaan.+