2 En hij deed voorts wat kwaad was in Jehovah’s ogen,+ overeenkomstig de verfoeilijkheden van de natiën+ die Jehovah van voor het aangezicht der zonen van I̱sraël verdreven had.
21 En hij bleef heel de weg bewandelen die zijn vader bewandeld had,+ en hij ging ermee voort de drekgoden+ te dienen die zijn vader gediend had en zich voor die neer te buigen.